De Moazagotl boven het Reuzen Gebergte. — Het is bekend dat het reliëf van het aardoppervlak storend werkt op de horizontale luchtbeweging. Als gevolg van de stijgende luchtbeweging welke aan de loefzijde van obstakels wordt aangetroffen, ontwikkelt zich tegen heuvel- en bergruggen dikwijls een uitgebreid wolkendek, waarvan het ontstaan moet worden toegeschreven aan de condensatie welke in de omhooggevoerde lucht tengevolge van adiabatische afkoeling optreedt. Voorbeelden hiervan zijn de „Föhnmuur" in de Alpen en het „Tafellaken" op den Tafelberg bij Kaapstad. Deze bewolking heeft een stationnair karakter.

Er zijn echter tal van waarnemingen bekend van wolken, die op grond van haar stationnair karakter eveneens tot de zg. „hinderniswolken" worden gerekend, doch welke opvallende verschillen vertoonen met den „Föhnmuur". In tegenstelling tot dezen laatste vertoonen zij zich steeds aan de lijzijde van bergkammen of geïsoleerde toppen en wel doorgaans op grootere hoogte. Deze bewolking is zeer moeilijk onder een bepaald wolkentype te rangschikken, aangezien haar uiterlijk sterk afwijkt van de bekende wolkenvormen. Bij voorkeur gebruikt men in de literatuur de aanduiding „altocumulus lenticularis", een type dat in ons land van tijd tot tijd kan worden waargenomen en in het bergland een bekende verschijning is. De vorm van dit soort wolken doet dikwijls denken aan een lens, visch of sigaar. De randen vloeien dun uit en kunnen bij gunstige belichting prachtig iriseeren. Het centrale gedeelte is meestal donker ten gevolge van schaduwwerking. Soms komt het voor dat zes a acht van deze wolken achter elkaar op regelmatige afstanden parallel aan den bergrug worden waargenomen. Dit doet dadelijk aan een golfbeweging op groote schaal denken. Nabij het Reuzen Gebergte is het karakter van een dergelijke bewolking voor het eerst met behulp van waarnemingen uit zweefvliegtuigen wetenschappelijk onderzocht. Aan de bevolking van deze streken is deze merkwaardige wolk bekend onder den naam „Moazagotl", een aanduiding welke zeer waarschijnlijk is afgeleid van Gottlieb Matz, den naam van een Silezischen boer, die bij het verschijnen van de wolk slecht weer binnen 24 uur voorspelde, hetgeen in 90 % van de gevallen ook inderdaad klopt.

Toen eenmaal voldoende publiciteit aan het verschijnsel was gegeven, bleek dat ook op vele andere plaatsen deze wolken waren waargenomen en dat zij dikwijls dezelfde ongunstige reputatie van „slechtweerbode" bezitten. Zoo treft men ze b.v. aan bij den Etna, bij den Foedsjijama en bij den Sindoro op Java. In de Himalaja treden zij op bij het doorkomen van den moesson. De wolk draagt hier den naam „visch" en zij is als voorbode van zware sneeuwstormen bij Himalaja-expedities zeer gevreesd. De treffende gelijkenis tusschen alle beschrijvingen van dit soort wolken heeft er toe geleid dat de naam „Moazagotl" geleidelijk als soortnaam is ingeburgerd. Aangenomen mag worden dat de verklaring van het ontstaan van den oorspronkelijken „Moazagotl" in groote trekken voor alle andere gevallen waar dit wolkentype optreedt, geldt.