gekomen dat verandering in den bouw van het huis het middelpunt der cultuur aantastte en dus een ware revolutie beduidde. Hoofdzakelijk op aesthetische gronden betreurde men het verloren gaan der oude huizen. De fraaie, zoo prachtig in het landschap passende familiewoningen zouden moeten plaats maken voor kleine huizen op hooge pooten. Een landschapskeur gaf de noodige regeling, jammer genoeg kon men het bouwen der nieuwe dorpen niet geheel aan de Manggaraiers zelf overlaten, maar moest men bij gebrek aan personeel het toezicht op den huizenbouw grootendeels opdragen aan inlandsche militairen, die een veel te starre wijze van bouwen toepasten. Het dorp ging bestaan uit twee kaarsrechte rijen van foeileelijke, onstevige, tegen de koude weinig beschutting gevende ééngezinshuizen door de IManggaraiers wegens het \ele passen en meten niet onaardig mbaroe meter (foto 12) genoemd. De opvolger van Dr. Avé Lallemant, een man met artistieke neigingen en oog voor de volkscultuur, meende dat hiermee te ver was gegaan. Hij hoopte de oude huizen te kunnen redden door het verplichte defaeceeren in de privaten door te zetten 16). Het resultaat was echter funest. In October 1929 brak een hevige epidemie van bacillaire dysenterie uit, die vooral in het Noorden van het gebied duizenden en duizenden slachtoffers eischte; zoo bezweek in het daloeschap Tjongkar in een half jaar tijds 17 % van de bevolking. Ook pneumonie heerschte in hevige mate en de weerstand tegen deze ziekten bleek bij de lijders aan mijnwormziekte totaal onvoldoende te zijn. Met het afbreken der oude woningen moest dus wel worden voortgegaan. In plaats van de verfoeilijke mbaroe meter kreeg men echter op hooge palen staande driegezinshuizen, voorzien van een eenvoudig privaat. Bij Nooteboom (35) kan men lezen hoe de huizenbouw verder is verloopen, en gelukkig ook, dat de Manggaraiers zelve het heilzame van deze zoo diep in hun leven ingrijpende maatregelen hebben leeren inzien.

Is men inmiddels eenigen tijd in Manggarai, dan is men tot het inzicht gekomen, en ik hoop dat het den aandachtigen lezer evenzoo zal zijn gegaan, dat de Manggaraier lang niet zoo'n schuw, zielig wezen is als men eerst te Réo meende. Hij is wel geen krachtfiguur en blijft een meegaand, zwak individu zonder sterk uitgesproken eigenschappen, maar in eigen dorp en tusschen eigen bergen is hij

15) Het grootste bezwaar dat de Manggeraiers mij verklaarden tegen de nieuwe huizen te hebben, was dat men de tuinen niet meer zou kunnen bewerken. Men beweerde nl. dat men de vrouwen toch niet alleen in het kleine huis zou kunnen laten. Tot dusverre hadden de vrouwen in de groote huizen wel op elkaar gepast, zoodat ongepaste omgang met andere mannen was uitgesloten maar dat zou nu wel anders worden. Zóó is het argument natuurlijk onziri want het is niet de man, maar de vrouw, die het tuinwerk verricht. In wérkelijkheid was het bezwaar dat, zooals nader nog zal worden vermeld, de tuinbouw samenhing met bepaalde plechtigheden, die men alleen in (sommige) de(r) oude huizen kon verrichten. Het afbreken der oude huizen zou

dus den tuinbouw onmogelijk maken. '

16) In een nota van een bestuursambtenaar uit dezen tijd vindt men een bepaald model privaat vermeld als: „het privaat der toekomst"!