hun studiegebied. Eerst hierdoor werd de mogelijkheid geschapen een eenigszins vaste wetenschappelijke traditie te vormen. Dat raadplegen van handschriften was in vóór-typografische tijden des te belangrijker, omdat de handschriften van eenzelfde werk ten gevolge van verschillend copieeren aanzienlijk van elkander konden afwijken.

Voor hun waarschijnlijk bescheiden behoeften waren de rondtrekkende geografen aangewezen op de gunst van vorsten en hoogwaardigheidsbekleders, aan wie zij ook niet zelden de door hen geschreven boeken opdroegen. Maar zooals uit hun eigen werken genoegzaam blijkt, waren zij ook in staat voor zichzelf te zorgen door een rol te vervullen in het handelsverkeer, hetzij als zelfstandige handelaar, hetzij als vertegenwoordigers van den een of anderen handelsmagnaat. De geografische litteratuur won hierdoor aan belangrijkheid, want verschillende werken leggen groote belangstelling aan den dag voor alles wat des koopmans was, zoowel voor de geaardheid en den omvang van de bodem- en industrieproducten van een bepaalde streek als voor de handels- en verkeerscondities die in verschillende gebieden den vlotten handel bevorderden of bemoeilijkten. Een enkele maal krijgt men zelfs den indruk, dat een auteur bewust propaganda maakt voor een handelsartikel, dat hij wellicht trachtte in te voeren.

In zoover onze auteurs behoorden tot de klasse der vrije intellectueelen, is mede hun eigen sociale herkomst bepaald. Zij hoorden thuis in de bloeiende steden die in de eerste eeuwen van den Islam waren ontstaan in de gebieden der oudere beschavingen: Syrië, Irak, West-Perzië, Oost-Perzië (Chorasan), Turkestan, Egypte, NoordAf rika, Spanje. In die steden, zöoals Damascus, Bagdad, Hamadan, Istachr (bij Persepolis), Balch, Buchara, Fustat (oud-Kairo), Kairawan, Cordova, had zich een gelijk gerichte Mohammedaansche intellectueele cultuur ontwikkeld, welker dragers dezelfde opleiding hadden gehad en dezelfde cultureele waarden erkenden. Alleen was in dit opzicht in de 10de eeuw de oostelijke helft van het Mohammedaansche territorium de meerdere; Egypte, Noord-Afrika en Spanje gingen eerst later actief bijdragen tot de cultuurverhooging. Arabië zelf was al langen tijd geen geestelijk vruchtbaar terrein meer, met uitzondering van het landschap Jemen, dat in het begin der 10de eeuw nog een van de grootste geografische auteurs, al-Hamdani, heeft voortgebracht.

Deze kenschetsing van den socialen ondergrond der geografische litteratuur moet nog worden aangevuld met een blik op de politieke condities. In den tijd dien wij hier in het bijzonder beschouwen, waren de nationaal-politieke instellingen tegenover die der religieuze gemeenschap van den Islam sterk teruggedrongen. De Moslims geloofden het ideaal bereikt te hebben voor één gemeente, zonder onderscheid van ras, taal en afkomst, vereenigd onder een door Allah's Wet gewilden voorganger, den Kalief of Imam. Wel was men het over den persoon des leiders niet eens, daar de Sji'ieten die waardigheid opeischten voor een afstammeling van 's Profeten neef en