litteratuur worden de berichten der reizigers niet zelden vermeld en hun gegevens zijn op min of meer duidelijke wijze verwerkt in de teksten die wij hebben. Dit is ook het geval met de zeereizen naar het Verre Oosten, waarover wij reeds gesproken hebben. Zoo is het ook met de landreizen. Zij betreffen gewoonlijk expedities buiten het eigenlijke Islam-gebied, zooals naar Klein-Azië, Zuid-Rusland, Centraal Azië en het binnenland van Afrika. Vóór korten tijd is nog aan het licht gekomen de zelfstandige tekst van een tot dusver alleen uit latere werken bekende reisbeschrijving voor een gezantschap, dat in 921 door den Kalief was gezonden naar het land der Wolga-Bulgaren om daar handelsbetrekkingen aan te knoopen en de kennis van den Islam te verbreiden18).

Relazen van reizen door de Mohammedaansche wereld zelve komen eerst later in zwang. De meest illustere vertegenwoordigers van deze litteratuur zijn Ibn Djubair (einde 12de eeuw) 19) en Ibn Battüta. (eerste helft 14de eeuw) 20), welke laatste ook ver buiten de grenzen van den Islam reisde.

Wij maakten al melding van den tegenzin, dien de aardrijkskundige werken van de 10de eeuw aan den dag leggen tegen de hulp, die de astronomische geografie zou kunnen bieden. In de geografie waren de astronomische gegevens meest gerecipieerd in een verbasterden vorm, die door Perzische bemiddeling in den Islam moet zijn binnengedrongen en haar succes dankte aan astrologische connecties. Niettemin gingen ook de Mohammedaansche astrologen zelf voort met in hun werken lijsten te geven van bekende plaatsen, met opgave van de geografische lengte en breedte. Beproeft men evenwel aan de hand van die gegevens de genoemde steden in kaart te brengen, dan is het resultaat uiterst onbevredigend. Dit kan ten deele zijn oorzaak vinden in de slechte overlevering van de teksten, maar zeer zeker is het ook een gevolg daarvan, dat de astronomen hun gegevens van hun minder of meer betrouwbare voorgangers overnamen zonder er zich rekenschap van te geven dat de plaatsbepalingen ook moesten beantwoorden aan een geografische realiteit. Wel hebben sommige astronomen, zooals al-Battani (Albategnius, gest. 929) door eigen observatie de lengte en breedte van bepaalde plaatsen bepaald; dit was. echter een zeldzaamheid en in ieder geval ondervonden zij niet de behoefte het andere, overgeleverde materiaal daarmede te vergelijken.

Langzamerhand komt er echter wel eenige toenadering tot stand tusschen de geografie en de astronomie, hetgeen te danken is aan het ondanks alles voortleven van de Ptolemaeïsche traditie in de landbe-

18) Tekst-uitgave met Duitsche vertaling en commentaar door A. Zeki Validi Togan, Abhandlungen für die Kunde des Morgenlandes, Leipzig, 1939.

19) Tekst-uitgave, 2de editie door Wright-de Goeje, Gibb Memori'al Series, Vol. V. Leiden, 1907; Italiaansche vertaling door Schiaparelli, Milaan, 1906.

20) Tekst-uitgave met Fransche vertaling in 4 deelen door Defrémery en Sanguinetti, Parijs, 1853-59; Engelsche vertaling in uittreksel door H. A. R. Gibb, Londen, 1929.