Atlantischen en Stillen Oceaan een gebiedende eisch voor de veiligheid van de Vereenigde Staten geworden. De gebeurtenissen sedert 1939 spoorden tot spoed aan en enkele maanden geleden werd met den aanleg van het Nicaraguakanaal begonnen. De waterweg zal van Greytown af tot aan het Nicaragua Meer gebruik maken van de Rio San Juan, welke rivier te dien einde van sluizen zal worden voorzien. Bij het doorgraven van de landengte tusschen het Nicaragua Meer en den Stillen Oceaan zal de in het genoemde meer uitmondende Rio La jas benut worden, terwijl de Brito Baai aan den Stillen Oceaan het eindpunt van het kanaal zal vormen. Werd de aanleg van het Panamakanaal bemoeilijkt door de steeds weer optredende „slides", bij het Nicaraguakanaal vormt het vulkanisme van het land een ernstige bedreiging. Men hoopt het kanaal na een arbeid van 6-7 jaar te kunnen voltooien. De totale lengte van het kanaal van San Juan del Norte naar de Brito Baai zal 340 km bedragen (Panamakanaal 81 km). Tegenover het bezwaar van de veel grootere lengte van het kanaal zelf staat het voordeel van een verkorting van den weg tusschen de oost- en westkust van de Vereenigde Staten.

Vermelding verdient ten slotte het feit dat men reeds eenmaal van Amerikaansche zijde met den aanleg van het Nicaraguakanaal is begonnen. In 1889 immers nam de door particulieren opgerichte „Maritime Canal Company of Nicaragua" het werk ter hand, doch vier jaren later moesten de werkzaamheden ten gevolge van kapitaalgebrek worden gestaakt. Gebonden als zij toen nog was door het Clayton-Bulwer-verdrag en nog niet doordrenkt met den imperialistischen geest van Theodore Roosevelt, liet de regeering van de Vereenigde Staten deze poging aan haar lot over en onthield haar iederen vorm van steun.

(Gedeeltelijk ontleend aan Geogr. Zeitschr., 1941, Heft 11/12).

MEDEDEELINGEN GEOGRAFISCHE KRING

Op Zaterdag 3 Januari vergaderde de Geografische Kring te Utrecht onder voorzitterschap van Prof. Dr. K. Oestreich. Des morgens sprak Prof. Dr. E. van Everdingen over „Een en ander over ijstijdverklaringen".

Spreker verwijst naar zijn artikel in het Tijdschrift van het N.A.G. van 1940, pag. 260, hoopt een en ander toe te lichten met projectie, en een critiek op de jongste ijstijdtheorie van Wagner toe te voegen. Hij begint met de dateering der tijdperken in het Kwartair volgens geologische verklaringen en volgens astronomische verklaringen van Milankovitch en Spitaler, waarvan de eerste naar rhythme en dateering het dichtst bij de geologische komt, maar toch daarvan aanmerkelijk verschilt. Als voorbeeld van de oudere ijstijden geeft hij de reconstructie van Koppen en Wegener voor Carboon, Perm en