456

basis beschikte over een vliegtuig, terwijl bovendien de Bear nog een vliegtuig aan boord had.

Na West base, op bijna 5 km ten NO van Little America gelegen, aangelegd te hebben maakte de Bear een aantal kustverkenningen langs de oevers van de Rosszee. Op 19 Januari voer de Bear naar de Biscoe baai, van waaruit vele vluchten over de Arthur Sulzberger baai, naar de Chester bergen en langs de Ruppertkust werden ondernomen. Het gelukte om door een uit de lucht ontdekte vaargeul in de Arthur Sulzberger baai door te dringen en 740 43' Z.Br. en 1430 52' W.L. te bereiken (zie dit Tijdschrift, 1940, pag. 78°)■

Op 30 Januari keerde de Bear naar de westelijke basis terug en verliet deze op 1 Februari, thans voorgoed, om via de zuid-^ en westkust van de Rosszee koers te zetten naar de oostelijke basis. Op 24 Februari werden van een positie op 70° 43' Z.Br. en 108° 25' W.L. uit, vluchten gemaakt ter verkenning van de tot dusver onbekende kustlijn van het Zuidpoolcontinent in het Stille-Oceaan-quadrant. Deze vluchten stelden met sneeuw bedekte, parallel loopende, OostWest gerichte, ongeveer 1300 m hooge bergketens tusschen ioo° en 1140 W.L. vast.

Van de oostelijke basis uit ontdekte de Bear zes kleine eilanden, voor de NW kust van Alexander I Eiland gelegen, terwijl de North Star bovendien" vier eilandjes voor den ingang van Marguerite baai vaststelde. Op 3 Maart lieten beide schepen in Marguerite baai het anker vallen. Van hieruit werden verschillende vluchten ondernomen langs de Fallières-kust en in September werd het Palmer-schiereiland vanuit de lucht nader verkend en tot de Weddellkust doorgedrongen. Op ruim 1800 m hoogte werd ten oosten van de Fallières-kust op 68°8' Z. Br. en 66°32' W.L. een meteorologisch station opgericht, dat tot 30 December 1940 twee maal per dag weerberichten naar in deze zuidelijke zeeën varende schepen en naar de weerstations in Argentinië, Chili en Uruguay uitzond.

De sledetochten vanuit de oostelijke basis namen begin November 1940 een aanvang. Per slede werden op 10 November de bijna 4000 m hooge Eternity bergen bereikt, terwijl op 22 November een sledetocht met 15 honden tot in de Batterbee bergen doordrong. In December werden nog talrijke verkenningsvluchten verricht boven de noordkust van Alexander I Eiland en Charcot Eiland. De laatste groote vlucht vond op 30 December plaats, waarbij de Eternity bergen fotografisch werden opgenomen. Het open water aan de Weddell kust toonde aan dat het Filchner shelfijs naar het Zuiden was teruggeweken.

De operaties van de westelijke basis uit bestonden eveneens uit vele vluchten en sledetochten. Op 29 Februari 1940 werd een verkenningsvlucht over het Ross shelfijs via de Beardmore gletsjer naar het Queen Maudgebergte ondernomen. Op 19 Maart werd een hoogtevlucht tot op 6400 m hoogte verricht. De voorjaarssledetochtën begonnen hier in October. Achtereenvolgens werden het Rockefeller gebergte, het Raymond Fosdick gebergte, de oostkust van de Rosszee en Marie Byrdland per slede verkend. De Ruppertkust en het