Edsel Fordgebergte werden eveneens opgemeten. De befaamde „sneeuwkruiser" drong voor het verrichten van seismische waarnemingen tot in de Rockefeller bergen door. Verschillende voedselen benzinedepots werden ingericht, o.a. op 320 km ten ZO van West basis op het Ross shelfijs en bij Mt. Rea in het Edsel Fordgebergte. Daarna begonnen in begin December de zomer-verkenningsvluchten, o.a. boven het Rockefellergebergte en naar Mt. Rea en Mt. Hal Flood. Op de laatstgenoemde vlucht kreeg men op 76° 4' Z.Br. en I35° 5°' W.L. een tot dusver onbekende, met sneeuw en gletsjers bedekte, Oost-West loopende bergketen met toppen hooger dan 3300 m in het oog. Na enkele vliegtochten langs den rand van het Ross shelfijs, waarbij o.a. een nieuw eiland in de Rosszee werd ontdekt en een beter inzichti werd verkregen in de ligging en omvang van het shelfijs, werd op 14 December de Ruppertkust fotografisch opgenomen. Op 16 December werd een vlucht ondernomen in NO richting naar de toppen Mt. Grace McKinley en Mt. Rea om daarna tusschen Mt. Hal Flood en Mt. Maybelle Sidley door naar de basis terug te keeren. De laatstgenoemde top is meer dan 4000 m hoog en wordt als de hoogstje verheffing beschouwd van een keten die van het NO naar het ZW loopt en boven een plateau van ruim 2000 m uitsteekt. Een volgende vlucht voerde andermaal langs de Ruppertkust, die door het Edsel Fordgebergte wordt begeleid. Op 730 15' Z. Br. werd een kegelvormig bergmassief waargenomen, waarvan de hoogte op bijna 5000 m werd geschat, terwijl het geheel door open water was omgeven.

Het is bekend hoe de tijdsomstandigheden aan deze voortreffelijk uitgeruste expeditie een einde maakten. De terugkeer van de expeditieleden vond door middel van de beide schepen plaats. In Januari 1941 werd de westelijke basis ontruimd, doch daar de Marguerite baai door ongunstig weer niet binnengevaren kon worden gelukte het eerst op 22 Maart om de bemanning van de oostelijke basis per vliegtuig te evacueeren. en naar de Bear over te brengen.

(Petermanns Geogr. Mitteilungen, 1941, Heft 12)

De strenge winters. — In de Annalen der Hydrographie und maritimen Meteorologie van Juni 1939 verscheen een artikel van de hand van R. Scherhag, getiteld „Die gegenwartige Milderung der Winter und ihre Ursachen". Alhoewel deze aankondiging thans na drie „ouderwetsche" winters in successie vreemd zal aandoen is het interessant het betoog van Scherhag nog eens na te gaan en de daarin vervatte conclusies in de herinnering terug te roepen.

Onder verwijzing naar het jongste in de Vereenigde Staten van Amerika gepubliceerde materiaal wijst schrijver op het reeds bekende verschijnsel van het warmer worden der zeeën in de laatste decennia. Er werd vastgesteld dat de gemiddelde temperatuur van den Labradorstroom berekend over het tijdvak 1926-1931 ten opzichte van de gemiddelde temperatuur in de periode 1912-1918 met ruim een graad Celsius is gestegen (zie dit Tijdschrift, 1940, pag. 144). In de Pacifische kustwateren der Vereenigde Staten werd bij verge-