beschrijvingen. Op de „géographie humaine" evenals op de regionale geografie drukte P. Vidal de Ia Blache zijn stempel. Wij wezen reeds (Pag- 4Z4) °P zijn possibilistische zienswijze — die o.a. tot uiting kwam in zijn „Piincipes de la geographie humaine" —, volgens welke de mensch, dank zij zijn hoogere geestelijke ontwikkeling, zich kan uitwerken hoven zijn physisch-geografisch milieu, een opvatting die lijnrecht stond tegenover het toenmaals, vooral in Duitschland, aap\ aarde determinisme. De meeste 1'ransche en Belgische geografen zijn leerlingen geweest hetzij van hemzelf, hetzij van zijn leerlingen. Daarnaast dient J. Brunhes te worden genoemd, die de verklaring van de verschijnselen der menschelijke activiteit meer zocht bij genoemd milieu dan bij de menschelijke groep, zoodat beide schrijvers elkaar aanvullen. In de regionale geografie of landbeschrijving zijn de beschrijvingen steeds meer methodisch en wetenschappelijk geworden: niet onderhevig aan de stemming van het oogenblik ziet men als doel te komen tot een verklarende beschrijving van de feiten. En niet te ontkennen is dat deze beschrijvingen zich vaak tot een kunst ontwikkeld hebben. De schilderingen van de Fransche landschappen in Vidal de la Blache's meesterwerk „Tableau de la géographie de la rrance zijn terecht beroemd geworden.

Voor de Fransche geografen is de studie van een landschap het aanvoelen van een persoonlijkheid. De landschappen als geografische individuen hebben hun eigen trekken, die beheerscht worden èn dooide natuurkrachten èn door de werkzaamheid van den mensch. Naast deze wordt dan nog de historische ontwikkeling nagegaan en de wisselwer -mg van alle op elkaar Betrof de eerste landschapsmonografie (c ie van A. Demangeon, getiteld „La Picardie", 1905) nog een geheel gewest, een nieuwere, die in 1929 verscheen van de hand van A. Allix, behandelt een klein Alpendal, L'Oisans. De menigvuldigheid der onderwerpen is even groot als de verscheidenheid in de methodische behandeling, daar deze zich aanpast aan de individualiteit van het behandelde landschap. Men dient dit verschil niet toe te schrijven aan et verschil in persoonlijkheid der auteurs; het is meer de persoonlijke uitdrukking van een gemeenschappelijke methode.

Voorbeelden:

Sorre, M., Les Pyrenees, 1922.

Blanchard, R., Les Alpes frangaises, 1925.

Cholley, A., Les Préalpes de Savoie et leur avant-pays, 1925.

Martonne, E. de, Les Alpes (Géographie générale), 1926.

raucher, D., Plaines et bassins du Rhóne moyen, 1927

r-l?X' * U" Pays de haute montaKne: L'Oisans, 1929.

Liihert, A La Porte de Bourgogne et d'Alsace (Trouée de Belfort), 1930.

Meynier, A., Segalas, Levezou, Chataigneraie, 1931.

JJeffontaines, P., Les hommes et Ieurs travaux dans les pays de la moyenne Garonne, Agenais, Bas-Quercy, 1932. y

Dion, R., Le.Val de Loire, 1933.

Blache ƒ., Les massifs de la Grande Chartreuse et du Vercors, 1933.

Capot-Key, R., La region industrielle sarroise, 1934.

Sion, J., La France mediterranéenne, 1934.

George, PLa région du Bas-Rhöne, 1935.