K. Andrée 5) sluit zich, wat betreft de beperkte draagwijdte (Geltungsbereich) van de actualistische methode in de geologie, aan bij de beide laatstgenoemden en Er. Kaiser1). Hij heeft haar echter hoofdzakelijk beoordeeld in verband met de vorming van sedimentafzettingen, maar geeft toe dat zij „het historisch begrijpen van het geologisch verleden niet in den weg staat, zelfs een noodzakelijk middel is ter breideling van aanvechtingen der fantasie om op hol te slaan".

De meest bekende apostel van het actualisme in de geologie, Ch. Lyell 6) — teven in de practijk groot-verloochenaar er van — en na hem, in Duitschland, J. Walther, verstaan daaronder het beginsel: „dass wir aus den Erscheinungen der Gegenwart die Vorgange der Vergangenheit zu ergründen suchen. Aus dem Sein erklaren wir das Werden"7), hetgeen later, o.a. door Em. Kayser, in dien zin werd aangevuld dat de theorie van het actualisme „bestreitet nicht die Möglichkeit, dass in früheren Zeiten in Folge anders gearteter Bedingungen das Mass der Kraftausserungen ein grösseres gewesen sein kann; sie behauptet nur, dass das Wesen der geologischen Krafte selbst die ganze geologische Zeit über unverandert geblieben ist..." 8).

K. Oestreich 9) omschrijft het actualistisch beginsel aldus: „Men tracht daarbij" (daarmede) „de geologische formaties, de veranderingen die zij hebben ondergaan en den vorm waaronder zij door ons worden waargenomen, te begrijpen en te verklaren volgens hetgeen wij in den tegenwoordigen tijd van geophysische, meteorologische, hydrologische en biologische processen waarnemen".

Afgezien nu van de verschillen in formuleering tusschen de verschillende schrijvers die de heerschende opvatting van het actualistische beginsel vertolken, hebben genoemde schrijvers dit met elkaar gemeen, dat aan het beginsel slechts een beperkte geldigheid zou mogen worden toegekend, waardoor bij zijn toepassing groote voorzichtigheid geboden zou zijn. Voorts, dat het als een geschikte arbeidsmethode in de geologie beschouwd moet worden.

Het zou naar de heerschende opvatting derhalve dan ook te ver gaan te spreken van een actualistische theorie, of van een wet die aan het beginsel ten grondslag zou liggen; zoo zegt b.v. Em. Kayser „aber ganz abwegig ist es, wenn man jetzt mehr und mehr von einem Gesetz des Aktualismus liest, trotzdem doch die Begründer und Verfechter des Aktualismus nur von einer aktualistischen (ontogenetischen) Methode redeten" 10) X1).

5) Andrée, K., Rezente und fossile Sediment. Erdgeschichte mit oder ohne Aktualitatslehre ? (Geol. Rundschau, 1938, pag. 147-167; incl. uitgebreide literatuur-vermelding).

6) Lyell, Ch., Principles of Geology, 1872.

7) Walther, J., Einleitung in der Geologie als historische Wissenschaft. Jena 1893/94.

8) Kayser. Em., Lehrbuch der allgemeinen Geologie. 6e Auflage. Stuttgart, I921-

9) Oestreich, K., Ijstijd en Actualisme, enz.. (Tijdschr. K. N. Aardr. Gen. 1941, pag. 363-380).

10) Kaiser, Er., ihid. 1, pag. 392.

11) ontogenetisch = ontstaan op de wijze van het bestaande.