om het moeilijke conflict van het landschapsschoon — welks behoud met de economische belangen van de streek in strijd komt — met het bedrijfsleven. Men begrijpe goed dat de schrijver er gaarne in wil berusten dat een zeer groot deel der 25 000 ha die, volgens de Verslagen van den Landbouw van 1938, in het landbouwgebied van Delfland e.n Schieland door weiland worden ingenomen, geleidelijk in tuingrond overgaan. Als daarnaast enkele duizenden goed geselecteerde hectaren bewaard blijven, wordt deze voor ons dichtbevolkte land wellicht zeer wenschelijke economische ontwikkeling slechts zeer weinig beperkt. Daartegenover staat dan de groote waarde, die enkele recreatiegebieden van groote schoonheid voor een hard werkende, straks grootendeels industrieele of tuinbouwende bevolking zullen vormen.

De schrijver spreekt hier ten slotte zijn oprechten dank uit voor de door vele vooraanstaande personen -—• als de burgemeesters, enz., en ook door de Streekplancommissie Westland —, o.a. in den vorm van het afstaan van foto's, verlegde hulp.