schuldigen een aantal matjes en lappen katoen als boete betalen. De dorpelingen kwamen samen bij de smederij, waar een varken geslacht werd. De tobara' riep de geesten (deha-ta) aan bij een offerstaak (patodang), en hij deed hun de mededeeling, dat men samengekomen was om een schuld (zonde) van zich af te doen. Daarna werd de maaltijd bereid, en at men gezamenlijk; na afloop hiervan werden de gegeven matjes en lappen onder de dorpelingen verdeeld. De schuldigen waren hierbij niet aanwezig; ze baadden zich niet en lieten niets van zich afdrijven. Herhaalden de twee hun misdrijf, dan werd de boete verzwaard, totdat ze tenslotte uit het dorp verwijderd werden.

Wanneer in Wono bloedschande bedreven was, werden de schuldigen naar de rivier geleid, waarheen ook een hond werd gebracht. Het dier werd door middel van een gevorkten boomtak tegen den grond vastgenageld; de overspeler hield hem bij den kop, de overspelige bij de staart vast. De tobara' of een oude van dagen sprak: „Nu laat ik u beiden afdrijven om uw schuld (zonde)'weg te doen". Dan sloeg hij den hond dood. Het incestueuze paar daalde in de rivier af, waarna de hond over de twee heen in de rivier werd geworpen, terwijl de leider uitriep: „Uw vuil (kwaad) heb ik van u afgedaan". Vervolgens baadden de twee zich in de rivier; geen kleedingstuk werd daarbij afgedreven. Deze plechtigheid heet mangasoei „iets met een hond (asoe) behandelen"; ook wel malimi gaoe „de slechte daad verdrinken". Bij deze gelegenheid wordt niets geslacht, maar twee dagen later slachten de schuldigen ieder een varken in hun huis, zooals men zegt: om de schuldigen die gedood zijn, weer levend te maken (of levenskracht toe te voeren, nitoewoe mampasamajai mate). De schuldigen aten ook van het vleesch van het varken.

37. Aanzoek en voorloopig huwelijk

Goslings vertelt (pag. 81) dat een jongeling een meisje zijn liefde verklaart door haar toe te zingen. Aanvaardt zij zijn liefde dan beantwoordt ze zijn zang (maole). Ze wisselen kleine geschenken : de jongeling zendt het meisje een sirihmandje (sepo), en het meisje maakt een schaamgordel (pewo) voor hem. Gaat de jongeman op reis, dan voorziet zij hem van rijst en tabak, en is de jongeling van de reis teruggekeerd, dan brengt hij geschenken voor haar mee.

Het aanzoek om de hand van het meisje heeft op de overal in Indië gebruikelijke wijze plaats: iemand begeeft zich naar het huis van het meisje met een geschenk van sirih-pinang; wordt dit geschenk aangenomen, dan is de zaak in orde. In Seko is het vaak de vader van den jongen die het aanzoek gaat doen. Bij de To Mangki gaat de jongeman zelf in gezelschap van zijn ouders naar de woning van de geliefde om zijn belangen te bespreken. Wanneer het aanzoek wordt aangenomen, blijft de jongeling daar, en worden de jongelieden dadelijk geacht getrouwd te zijn (sipobaine). De eigenlijke huwelijksplechtigheid heeft pas later plaats; soms zijn er al kinderen voordat dit gebeurt (Goslings, 81). Is het huwelijk door anderen in orde gemaakt, dan gaat de jongeman alleen naar het huis van zijn bruid, en brengt