dieren bedreigd wordt. Hij draagt dan den todoloe op om onderzoek te doen in het dorp of daar soms eenig kwaad is gedaan, naar aanleiding waarvan de goden (dewata) deze bezoeking zenden. Is er een die zich aan de overtreding van eenige adat schuldig heeft gemaakt, dan beboet men hem met een hoen en met rijst. Dan richt de tobara' een bamboe stengel op, en biedt den geesten hoen en rijst aan: „Dit is voor het kwaad dat is gedaan; laat toch de rijst gelukken". Het hoen en de rijst worden in bamboe kokers toebereid (peong, Sa'd. piong) en er wordt offerspijs van gemaakt; deze wordt in een tak van den bamboestaak geklemd. Vervolgens heeft een gezamenlijke maaltijd plaats. Mislukt de akker van den todoloe, dan wordt hij als onbekwaam voor zijn werk uit zijn ambt ontzet. Zijn vervanger moet steeds iemand zijn uit zijn geslacht.

In Seko is, zooals al gezegd is, de tobara' de man die zegt wanneer met het bewerken van de sawahs moet worden begonnen, en die leiding geeft aan de werkzaamheden op de akkers. Wanneer er geen regen valt, of een ander onheil het gewas bedreigt, is hij het die de geesten (dehata) offert (wshwIb). Hier kent men ook geen persoon die de voorschriften inachtneemt voor alle akkergenooten. Maar in Seko wordt door elke familie een vrouw of meisje aangewezen die zich bijzonder in acht heeft te nemen, waardoor de andere leden van de familie zich vrijer kunnen bewegen. In Oost-Seko (Pada) heet deze vrouw menghéle'i, in West-Seko poYotang. Haar periode van onthouding begint zoodra de zaaibedden gereed zijn. Het zijn niet veel voorschriften waaraan ze zich heeft te houden; de voornaamste zijn, dat ze zich niet meer naar een ander dorp begeeft en dat zij overdag niet mag slapen. Eerst wanneer de tijd van den oogst is aangebroken, wordt haar functie van meer beteekenis, zooals wij later zullen zien.

83. De bepaling van den tijd waarop men het akkerwerk begint

Om den tijd te bepalen waarop men met het akkerwerk beginnen moet, richten alleen de To Iyemo zich naar den stand der sterren. De voornaamste constellatie is Borong-borong, het Zevengesternte, maar de To Lemo tellen in dit sterrenbeeld 12 sterren. Borong-borong leefde oorspronkelijk op aarde, en als mensch droeg hij den naam van Panaoengan „het landbouwjaar" (Tae' Wdbk op taoen). Hij huwde met de jongste van zeven zusters. Hij had echter zijn vrouw opgedragen hem nimmer te bespieden wanneer hij op den akker bezig was. Zij deed dit toch, en zag toen dat haar man twaalf armen en handen had, en elke hand hield een hakmes vast. Hierdoor kwam het dat hij in korten tijd een groot stuk boschgrond had gerooid. 1 oen de man merkte dat hij bespied was, voelde hij zich zóó beschaamd, dat hij niet langer op aarde wilde blijven, maar naar den hemel g^'1^ en daar het sterrenbeeld Borong-borong werd. Vooraf had hij zijn vrouw aanwijzingen gegeven hoe ze naar hem moest kijken om te weten wanneer het geschikte oogenblik daar was om het akkerwerk