14 voorkomt. Met het woord „apupul" heeft de dichter in de onderhavige versregels m.i. willen aanduiden, dat de plaatsen: Taliwang, Dompo, Sape, Sanghyang Api, Birna, Serang en Oetan Këdali bij elkaar zijn gelegen. Merkwaardig is wel dat de dichter de rijkjes Soembawa en Tambora niet vermeldt, evenmin als andere historisch-geografische namen op het eiland Soembawa, als Sanggar, Papekat, Koreh en Kilo.

Dat de identificatie van Seran I en Seran II met zooveel moeilijkheden is gepaard gegaan, valt te begrijpen, daar het „Serang" op West-Soembawa weinig bekendheid geniet. Met Oetan staat de zaak echter anders. Men kan dezen plaatsnaam als „Oetangh" vinden op verschillende kaarten uit den Compagnieatijd, o.a. op de nauwkeurige kaart van Soembawa van Rippert uit het jaar 1681. Voorts werd in 1674 door drie afgezanten van den vorst van Soembawa het Bonggaaische tractaatt in het kasteel Rotterdam onderteekend. Tot dit gezantschap behoorde ook „Nene Martani, Koning ende gebieder (tevens Rijksbestuurder) over het district of'te negry Oetang, op 't Land Sumbawa gelegen" 5).

Om nu „Kadali" als geografischen naam thuis te brengen, kan men het spoor volgen dat Rouffaer ons reeds heeft aangewezen door „Hutan Kadali" als één begrip te beschouwen en er de beteekenis aan te hechten van „këdali-bosch", op grond van het feit dat këdali een Javaansch woord is voor een bepaalde boomsoort. Maar van een këdali-boom mag men geen kanari- of kajoepoetih-boom maken, zooals Rouffaer gedaan heeft, omdat er een „eilandengroep Hutan-Kadali" in het Oosten van den Archipel nabij Ceram gezocht moest worden. Dat thans alleen de plaats en het daarnaar genoemde district „Oetan" bekend is en niet de samenstelling met „Këdali , verzwakt inderdaad bovengenoemde opvatting, zooals Dr. Coolhaas opmerkt, wiens oordeel ik in dezen inwon. Ik zou daar echter tegenover willen stellen dat het wegvallen in den loop der eeuwen van de toevoeging „Këdali", hetgeen tenslotte niet meer is dan de naam van een boomsoort, in het geheel niet behoeft te bevreemden.

De samenstelling „Hutan Kadali" moet m.i. indertijd voor de Hindoejavaansche zeevaarders en emigranten een zeer aantrekkelijke naam zijn geweest om daarmede hun op den noordoosthoek van Soembawa gelegen nederzetting aan te duiden, zooals ook Sanghyang Api (Vuurgod) van hen afkomstig is. De këdali is volgens het Plantkundig Woordenboek van De Clercq en Gresh°ff (no. 2937) een zeer hooge boom, die sterk en duurzaam hout levert, geschikt voor huizen- en bruggenbouw. Nu kan men in de dissertatie van Dr. Kuperus lezen dat niet minder dan 32 % van de oppervlakte van het sultanaat Soembawa wordt ingenomen door hoogstammig wildhout, terwijl uit de bijbehoorende fraaie kaart van West-Soembawa blijkt, dat de hoog gelegen bergstre-

5) Zie Dagh-Register Casteel Batavia, 1674, pag. 187.