De Voorst kon daarentegen wel — hoewel in beperkte mate — op den vastgestelden tijd (x April 1941) worden ingeschakeld. Door de werkzaamheid van het laatstgenoemde gemaal, gevoegd bij die van het in Januari 1941 in bedrijf gestelde gemaal te Lemmer, was op 31 Maart 1942 bij een peil van 3,60 m -s- N.A.P. 97 % van den totalen waterinhoud van den polder verwijderd. Hiermee waren ongeveer 70 % van de 47 800 ha omvattende oppervlakte van den Noordoostelijken Polder drooggevallen.

Stand der merken. Het graafwerk werd uitgevoerd in het gebied benoorden den Ramspol en in het heele kustgebied van Kadoelen tot Kuinre. Eind 1941 waren 84 km kanalen en 72 km tochten gebaggerd, 120 km slooten gegraven, 1790 ha begreppeld, terwijl de gereedgekomen weglengte 4,2 km bedroeg. Voor de huisvesting der arbeiders werden acht barakkenkampen ingericht, nl. te Blokzijl, Kuinre, Kadoelen, Vollenhove, Ramspol, Lemmer, dorp C en Urk.

In 1941 werd met de bodemkundige kaarteering van den polder begonnen en op 31 December 1941 waren reeds 700 ha in kaart gebracht.

Het landbouwproefveld op den dijk nabij Krabbenburg leverde in 1941 reeds den derden oogst. Op 31 December 1941 waren in den Noordoostelijken polder ingezaaid: 1 013 ha rogge (langs den polderrand tusschen Kuinre en Blokzijl, bij Vollenhove en Ramspol) en 77 ha tarwe (op den dijk).

(Driemaandelijksche Berichten betreffende de Zuiderzeewerken, 1942, No's 1 en 2).

De bevolking van Zwitserland (zie dit Tijdschrift, 1942, pag. 633). — Op 1 December 1941 werd in Zwitserland, met een jaar vertraging ten gevolge van den oorlog, de tienjaarlijksche volkstelling gehouden. Volgens de voorloopige uitkomsten telde het land 4256544 zielen, hetgeen bijna een verdubbeling beteekent van het aantal inwoners dat honderd jaren geleden werd bereikt (in 1837: 2,2 millioen inwoners). Sedert de volkstelling van 1930 is het aantal inwoners met 4,7 % gestegen of gemiddeld per jaar met 0,42 % der gemiddelde bevolking (1920-1930: 0,47%). Het geboorte-overschot wordt in de 11 jaren omvattende periode 1930-1941 op 193 000-194000 geschat; nauwkeurige opgaven hieromtrent zijn nog niet aanwezig. Dit cijfer is aanzienlijk lager dan dat voor de decennia i920-'30 (245 121) en i9i0-'20 (244552). Voor het tijdperk i930-'4i werd een vertrekoverschot genoteerd van 3000-4000 personen, hetgeen veel gunstiger is dan soortgelijke cijfers voor de twee voorafgaande tienjarige perioden, welke vertrekoverschotten van respectievelijk 59000 en 118 000 zielen vertoonden. Het feit dat vestiging en vertrek elkaar in het tijdperk 19301941 ongeveer in evenwicht hielden, kan worden toegeschreven aan den huidigen oorlog. Terwijl eensdeels onderdanen van oorlogvoerende landen Zwitserland hebben verlaten zijn anderdeels talrijke Zwitsers, die in het buitenland woonden, teruggekeerd.

Zooals achterstaande tabel laat zien herbergden de kantons Zürich en