DE OPPERVLAKTE-VORMEN VAN HET HAAGSCHE DUINLANDSCHAP

door

Dr. j. vanhouten

(18 textfiguren en 10 foto's; benevens één luchtfotokaart, één anaglyf en één blokdiagram achterin deze aflevering).

I. Voorwoord. Met het navolgende artikel bedoelt de schrijver te geven een, ook voor leeken begrijpelijke uiteenzetting betreffende de oppervlakte-vormen van het duinlandschap bij 's-Gravenhage, tusschen Kijkduin en het Wassenaarsche slag. De reden waarom hij dit opstel in algemeen begrijpelijken trant wil geven, is de volgende: hem is gebleken, dat voor den vormenrijkdom, die een voor velen zoo gemakkelijk toegankelijk gebied, als de Haagsche duinen bezit, een levendige belangstelling bestaat, ver buiten de kringen van vakmenschen uit; een belangstelling, waaraan welhaast geen enkele natuurliefhebber, die die duinen bezoekt, ontkomt. Gegeven zal worden niet alleen een verklarende beschrijving van de oppervlakte-vormen der Haagsche duinen, maar tevens een overzicht van de geschiedenis ervan, omdat zonder kennisneming van wat in het verleden is gebeurd, een begrip van den tegenwoordigen toestand niet goed mogelijk is. Bovendien zullen eenige, met deze beschouwingen samenhangende vraagstukken van meer algemeenen aard gesproken worden, voor zoover ze ter toelichting kunnen dienen.

De aanleiding tot de studiën, waarvan dit artikel het gevolg is, moet hier nog even genoemd worden. Bij wandelingen door de duinen bij 's-Gravenhage drongen zich bij den schrijver steeds weer de vragen op: hoe komen deze duinen aan hun hooge, markante vormen ? Welk systeem zit er in deze vormen en welke is de rangschikking der duinen onderling? Wel kan men met een beetje goeden wil ontdekken, dat sommige duinruggen O.-W. gericht zijn en dat hier en daar twee van dergelijke evenwijdige ruggen een langgerekte kuil insluiten, waarvan het oostelijk gedeelte schuin omhoog loopt en daar dikwijls zijn einde vindt aan een soort boogvormig verbindingsstuk tusschen de twee duinruggen. De hier geschilderde vorm is er een, waarvan men in haast alle boeken, die over duinen handelen, beschrijvingen vindt en die „windkuilduin" of, als ze grooter is, „paraboolduin" wordt genoemd. Was hierdoor een tipje opgelicht van den sluier, die hangt over het systeem, waarin onze duinvormen kunnen worden ondergebracht; van eenig rangschikking der duinen onderling was op onze wandelingen niet veel te bemerken : het leek eer een chaos van grootendeels begroeide duinen en duintjes met tuschenliggende kuilen en dalen.

Bij het bijeenzoeken van kaarten, waarop het Haagsche duinlandschap staat afgebeeld, had de schrijver het voorrecht in contact te k. n. a.g., lvi i