Generaal, die zijn persoonlijke belangstelling "ok toonde door het gezelschap op een avondreceptie te ontvangen.

Dank verdient ook de Stoomvaartmaatschappij Nederland, die, toen wij door machineschade twee dagen te laat op Java aankwamen, ons in de gelegenheid stelde voor haar rekening een week langer in Indië te blijven. Wij konden hierdoor alles veel rustiger opnemen.

Het landschap, zoowel op Java als op Bali en Sumatra, boeide in hooge mate. De tochten werden grootendeels per auto gemaakt, mogelijk geworden door het prachtige wegennet, dat men op al deze drie eilanden, mede dank zij de zorgen van de Indische (vroeger Java) Motorclub aantreft. Vooral Java, maar ook Bali, maakt den indruk van een prachtig wandelpark. Overal toch treft men wandelende menschen (zoo geheel anders dan op het platteland ten onzent). In dit park liggen soms vrijwel aaneengesloten rijen, diep in het hout verscholen kampongs, begrensd door de altijd weer even fraaie, veelal terrasvormig aangelegde rijstvelden in hun verschillende stadia van bewerking, met telkens weer de zoo grootsch aandoende vulkanen meer of minder ver op den achtergrond. Rijst en menschen, ziedaar het meest typische van Java en ook van Bali. Dit is mogelijk geworden door de weldoeners dezer eilanden, door de vulkanen. Deze vulkanen toch zijn de regenvangers. Door de dichte bebossching houden zij den regen vast, terwijl zij tevens de vruchtbare hellingen en laagvlakten helpen vormen die deze eilanden tot de vruchtbaarste gebieden op aarde hebben gemaakt. Zoo bekeken neemt men de uitbarstingen op den koop toe!

Is het wonder, dat deze rijke bodem en weldoende en door hun vorm en hoogte grootsch aandoende bergen in het brandpunt der belangstelling stonden? Reeds vóór de aanvaarding der reis hadden velen zich geducht voorbereid, terwijl op de boot nog een dankbaar gebruik werd gemaakt van de kleine bibliotheek en van den Atlas van Tropisch Nederland, welke de leider ten behoeve zijner tochtgenooten had medegenomen. De Poolsche en Duitsche hoogleeraren bestudeerden zelfs eenige der Nederlandsche werken, om zich toch maar een goed begrip van het ontstaan en de ontwikkeling van den Archipel te kunnen vormen. „De geologie van Nederlandsch Indië" door prof. dr. L. M. Rutten bewees daartoe goede diensten. Verbeek, Molengraaff, Brouwer, Wegener en Vening Meinesz werden in hetzelfde verband telkens ter sprake gebracht. De bestudeering van dezen bodem, van deze vulkanen ter plaatse was voor hen dan ook een groote voldoening. Zoo werden het bezoek aan de hoogvlakte van Bandoeng, de nachtelijke tocht via de Moenggalpas van het 2000 m hoog gelegen 1 osari uit naar de Bromo en de Batok en het verblijf aan het loba-meer om van de G. Batoer op Bali en van de Padangsche Bovenlanden met het zoo merkwaardige Karbouwengat en de Harau-kloof niet te spreken voor de physisch aangelegden de hoogtepunten van deze reis. Toeristisch genoten allen, ook van de fraaie autotochten, bijvoorbeeld van Buitenzorg over de Poentjakpas naar Bandoeng, van hier over de Nagrekpas naar Garoet en later over Poedjon van Djombang naar Malang.