de jonge wetenschap der sociale aardrijkskunde kan beteekenen voor de gemeenschap. Opbouwend werk kan geleverd worden door de relatie te bestudeeren tusschen de menschelijke gemeenschap en zijn woongebied. Een zelfde studie was door spreker in 1905 in de Dairilanden verricht; terwijl zeer recent analoge onderzoekingen als over Utrecht, door studenten en afgestudeerden van het Geographisch Instituut te Utrecht onder leiding van spreker zijn gedaan voor de Maasgemeenten en Zwolle, en een dergelijk onderzoek voor de Kamer van Koophandel voor Salland in voorbereiding is. Zulk een onderzoek is vaak ten onrechte verward met streekplannen of uitbreidingsplannen; het levert echter slechts de grondslagen, waarop streekplan of uitbreidingsplan gebaseerd moet worden, speciaal wat het nuttig gebruik van de woonruimte betreft, en dit is een sociaalgeografisch probleem. Door het ontbreken der noodige gegevens voor uitbreidingsplannen is men vaak gekomen tot het tegendeel van een nuttig gebruik en is bv. nutteloos veel natuurschoon aangetast.

Te veel wordt tegenwoordig vergeten, dat nog steeds productie de eemge bron van welvaart is. De productie verschik natuurlijk naarmate de gebieden verschillen en naarmate de menschen, die georganis<;f Z1-'" ^'e gebieden, verschillen. Daardoor ontstaat de onderlinge afhankelijkheid van de verschillende gebieden, die aan de productie deelnemen. Daaruit komt onmiddellijk voort de ruil, de circulatie het verkeer. Gaat men, zooals tegenwoordig, de productie beperken 'dan verstoort men het geheele systeem. Wij hebben het verkeer in die mate ontwikkeld dat het beslag is gaan leggen op de ruimte, die wij hoog noodig hebben voor de productie en voor de huisvesting, voor het wonen, en wel in een mate, die in geen verhouding staat tot de natuur. We verliezen in ons kleine vaderland per jaar 2400 ha door uitbreiding van steden, wegen, kanalen enz., terwijl wij in normale jaren nauwelijks 300 ha terugwinnen door ruilverkaveling, ontginning ed. Hierdoor alleen reeds ontstaan geweldige spanningen.

Bij de productie moet men een principieel onderscheid maken tusschen de primaire productie (voortbrenging van goederen) en de secundaire productie (verwerking van grondstoffen) ; principieel is <ht onderscheid, omdat de agrarische productie op zich zelf niet in staat is het bevolkingsoverschot op te nemen. Dit moet dus overgeheveld worden naar het secundaire productieproces; daaruit resulteeren migratie-stroomingen tusschen stad en platteland.

Op advies van de Provinciale Utrechtsche Bebouwingscommissie werd met goed resultaat getracht te komen tot samenwerking met de Utrechtsche randgemeenten, en zoo werd een onderzoek ingesteld ; C soc^e structuur van Utrecht en zijn negen randgemeenten, naar de resultaten van den neerslag in de ruimte van werken wonen

"i uP!nnen.' ?P grĀ°nd Van de hierboven ontwikkelde beginselen stond het werkplan vast. Een der groote moeilijkheden bij de uitvoering van dit werkplan was, dat in Nederland de verschillende statistische gegevens (agrarische gegevens, industrieele gegevens, beroepsen bedrijfsstelhng) gelden voor gebieden, die elkaar niet dekken.