struiken waren in den loop der jaren er overheen gegroeid. Van de enkele schedels, die er nog waren, viel ons op, dat de tanden een witte kleur hadden en niet waren afgevijld.

De maten van de weinige schedels en de dijbeenderen die aanwezig waren, bevestigden echter het verhaal van de reuzen geenszins; de gevonden skeletstukken wijken niet af van die der tegenwoordige bevolking.

De tweede plaats, die wij bezochten was 5 km van Rimbon in het district Taparan, dus in het gebied der Sa'dan-Toradja's. Hiervan werd hetzelfde verhaald. We vonden hier een abri sous roche, waarboven in de rots twee liangs waren uitgehouwen. Beneden stonden een groot aantal kisten, waarvan er verschillende opvielen door hun eigenaardigen vorm. Het waren mooie gladde kisten, uit een boomstam vervaardigd, die den vorm van een varken hadden, waarbij kop en ooren uitstaken (foto 7). De foto, die helaas onder ongunstige omstandigheden werd genomen, laat dit toch nog duidelijk zien. Van deze soort waren er zeker vijftien voorhanden, die nog in zeer goeden staat waren. Volgens inlichtingen, die de heer Pol later kreeg, zijn dit kisten, die gebruikt werden voor de kinderen der rijken.

Naast deze waren er andere, die niet minder de aandacht vroegen door het fraaie snijwerk, waarmede ze waren bedekt (foto 8). Ze hadden een duidelijken prauwvorm met een groot deksel, waarin de \orm \an het onderstuk herhaald was; alleen waren de bovenste punten nog wat meer opgetrokken. Volgens denzelfden berichtgever waren deze kisten van tweeërlei aard: sommige hadden gediend als definitieve rustplaats, voordat de liangs er waren. Toen deze laatste in gebruik waren genomen, had men de beenderen er uit gehaald en in de liang bijgezet. Andere waren van rijken geweest en waren gebruikt voor de eerste bijzetting. Deze kisten worden in dit district Taparan — evenals in het nabij gelegen Banga — niet begraven, maar in een rotsspleet gezet. Dat beide soorten er zoo gaaf uitzagen, moet daaruit worden verklaard, dat men vroeger slechts zeer goede houtsoorten gebruikte, zooals nangka, oeroe en tjendana, terwijl men in den tegenwoordigen tijd hout gebruikt van het soort, dat toevallig gemakkelijk te verkrijgen is.

In alle kisten vonden wij beenderen, die een vrij recenten indruk maakten. De vorm van de schedels was geheel gelijk aan dien van de tegenwoordige bewoners en de ananasvezel was in een der kisten nog niet geheel vergaan. Bij latere informatie bleek, dat dit alles afkomstig was van personen, die tijdens de griep-epidemie in 1918 gestorven waren en die men, daar er zoo spoedig niet zooveel plaats in de liang was, hier maar had bijgezet.

De kisten, hier rapasan genoemd, vertoonden in het opvallend mooie snijwerk allerlei motieven, die op de huizen niet voorkomen. Zoo vonden we op één kist een menschenmotief in den vorm van een To maranding, een dansenden krijger. Deze vertoonde op het hoofd een hoed met horens en op beide heupen een bembe, dat is een stok met aan het boveneinde loshangend, lang geitenhaar. Andere kisten