wordt op de verplaatsing der huiskamers naar de bovenverdieping (blz. 543) ; een kenschets wordt gegeven van Juf, het hoogst gelegen, doorloopend bewoonde dorp (blz. 546) en de invloed beschreven der veranderingen in de wijze van verkeer en van den achteruitgang van het transito-verkeer, bv. in Engadin en Bergell. Belangstellenden in wezen en wording van plaatsnamen zullen veel wetenswaardigs putten uit de etymologische verklaringen, welke bizonder op hun plaats zijn in een gebied waar Raetoromaansche, Alemannische, Italiaansche en Fransche volksgroepen door elkaar wonen en woonden. Men wordt getroffen door de mededeeling dat de Walliser Rhone „Rotten" heet en den naam „Rhone" eerst een uitvinding der humanisten was, evenals het vrouwelijk geslacht van dat woord.

Met de voltooiing der registers zal dit mooie werk zijn afgesloten, dat ook door de rijke illustratie opwekt tot verdieping in de „Erfassung der Grundlagen für Bodennützung und Siedlungen" (Früh blz. 586) van een land, dat uitmunt door vormenrijkdom en schoonheid. Begrijpelijk is, dat de schilderkunst met het hooggebergte als onderwerp zoo'n groote vlucht in dit land heeft genomen. Hierop wordt op bescheiden wijze bij de regionale beschrijving gewezen, door de vermelding van de meesterlijke manier, waarop Segantini den achtergrond van het „Sein", het groote triptiek te St. Moritz, heeft geschilderd. Deze achtergrond geeft het uitzicht weer, dat men over het terras van Soglio op de Bondasca-groep der Bergeller granietrotsen heeft.

Oestreich.

J. Baeyens, Les sols de 1'Afrique centrale, spécialement du Congo Beige. Tome I. Le Bas-Congo. Publication de 1'Institut national pour 1'Etude agronomique du Congo Beige (INEAC). Hors Série. 375 pg., 9 kart., 31 fig., 40 phot. en 50 tab. Brussel 1938. Prijs Ï50 Belg. frs.

In de laatste jaren is ook in België en in Belgisch Congo de meer wetenschappelijke literatuur op landbouwkundig gebied sterk toegenomen. Zoo gaf de in den titel als Ineac aangeduide, nog jeugdige organisatie sinds 1935 reeds een veertigtal publicaties uit, waarvan de laatste, van de hand van den Leuvenschen hoogleeraar in de bodemkunde, prof. J. Baeyens, de bodemkunde van den Beneden-Congo tot onderwerp heeft. Onder Beneden-Congo wordt in dit boek de administratieve eenheid van dien naam verstaan, dus met inbegrip van het bergland van Mayumba. De schrijver heeft in het bijzonder het oog op de streken, welke reeds door den Europeeschen landbouw worden geexploiteerd, terwijl niet wordt ingegaan °p gebieden, die te ver van de bestaande verkeerswegen zijn verwijderd.

De eerste tien hoofdstukken van het werk zijn gewijd aan de algemeene bodemkunde van den Beneden-Congo, in het bijzonder op de methoden van onderzoek, terwijl in de laatste acht' hoofd-