Ten slotte dient nog te worden vermeld, dat bij de berekening van den druk in de verschillende niveau-vlakken de dampkringsdruk buiten beschouwing bleef. P. M. van Riel

Wissenschaftliche Ergebnissen der Deutschen Atlantischen Expedition 1925—1927. Statistik der Tiefenstufen des atlantischen Ozeans. Th. Stocks. Bnd III, Erster Teil, zweite Lief. 117 blz. 49 afb. 4 bijlagen. W. de Gruyter & Co., Berlin, 1938. Prijs Rm. 22.—.

De vele nieuwe gegevens voor de diepte-gesteldheid in den Atlantischen Oceaan, hoofdzakelijk verkregen gedurende de jongste expedities, waaronder in de eerste plaats die van den Meteor (1925—1927) moet worden genoemd, hebben geleid tot de overzichtskaart op 1 : 20000000 vervaardigd door Th. Stocks en G. Wüst, welke als bijlage is verschenen in de eerste aflevering van het boven aangekondigde eerste gedeelte, en besproken in dit tijdschrift 1936 blz. 266. Van zelf voerde deze kaart tot een herberekening van statistische maten voor dezen oceaan en zijn onderdeelen, welke maten Stocks omvat met den naam „bathymetrische Grundwerte", hetgeen zou kunnen worden vertaald door: bathymetrische fundamenteele maten. Vooral wat de gemiddelde diepte betreft, zijn sinds 1868 (door O. Peschel) reeds verscheidene malen dergelijke berekeningen gemaakt (blz. 74 en 75); de laatste maal door E. Kossinna in 1921 op grond van de kaart van M. Groll op 1 : 40000000, uitgegeven in 19x2, dus vóór het echolood zulk een overwegend aantal gegevens heeft opgeleverd.

De door Stocks berekende fundamenteele waarden zijn meer bepaaldelijk:

1. de vlakke inhouden, zoowel van den geheelen oceaan als die van zijn deelen: bekkens en nevenzeeën, en van den open oceaan zonder de nevenzeeën;

2. de vlakke inhouden van het sub 1 genoemde geheel en zijne gedeelten voor bepaalde diepte-lagen, niet allen in absolute maat, maar wanneer dit wenschelijk werd geacht, ook in procenten ;

3. de ruimte-inhouden van het sub 1 genoemde geheel, enz.;

4. de gemiddelde diepten;

5. vlakte- en ruimte-inhouden en gemiddelde diepten voor opvolgende breedte-zonen.

Stocks heeft uitvoerig de door hem gebruikte methoden van berekening beschreven, en kortelings ook de vroeger gevolgde. Voor enkele geeft hij beschouwingen over de, aan de uitkomsten toe te kennen nauwkeurigheid. Het meeste werk heeft hij daarbij, naast zijn eigen methoden, aan die van Kossinna gewijd, aangezien de uitkomsten van deze op het, op één na beste stel van gegevens berusten, derhalve zich het best leenen tot vergelijk met de jongste uitkomsten. Dit vergelijk levert een beeld van den ver-