li- of pacifische groep en zij begeleiden een duidelijke orogene cyclus van het onderhavige deel van het gebergte.

De schrijver concludeert uit de resultaten der analyses, dat het pacifische of tholeiitisch magma kan worden afgeleid van een olivijnbasaltisch magma door opname van materiaal uit de omgeving en dat de alkali-serie van de Maleische kali-provincies mogelijk „pathologische differentiaties van kalk-alkali-gesteenten zijn, ten gevolge van de opneming van kalksteen en in verband daarmee, verlies van natrium in de hydrothermale fase.

Ubaghs, J. G. H. De geologie van een gebied in Noord Koetai (Oost Borneo) gekenmerkt door Spiroclypeus-houdend Eoceen. Ingenieur in Ned. Indië IV, jaarg. 3, blz. 183—195, 1936.

Het betreffende gebied behoort tot het stroomgebied van de Mahakam en is gelegen in de buurt van de bronnen der S. Atan en de S. Senjioer. Uit hetzelfde gebied beschreef Hartmann de vulkaanruïne van de Batoe Mesangat (zie referaat blz. 125 dit deel), naar aanleiding van een door hem gedanen tocht. In dit gebied bestaat het I raetertiair uit arkozes en schalies onder het tertiair basaalconglomeraat gelegen, en verder uit ten deele veranderde kalksteen en eruptiva. n een niet veranderde kalksteen werden radiolariën aangetroffen en naar analogie van andere gebieden worden ze voor cretaceisch gehouden. Ze zijn sterk geplooid.

,^e[. ^ert'a'r bestaat uit: a. basaal conglomeraat; b. oudste mergela deeling; c. zandsteenafdeeling; d. kalkzandsteen-mergelafdeeling; e. platige mergelafdeeling; f. kalksteen-conglomeraatafdeeling (Neo-

In verschillende tertiaire lagen werden fossielhorizonten aangetroffen met foraminiferen en soms lamellibranchiaten. De oudste lagen rusten op gepeneplainiseerd Praetertiair. De oudste foraminiferen m laag b, met Discocyclinia, Camerina en Pellatispira, wijzen op -boceen. In laag d is behalve deze geslachten nog Spiroclypeus aanwezig. Deze vondst is interessant, daar van de vroegere, waarin dit genus met dezelfde oud tertiaire genera is aangetroffen, de eoceene ouderdom betwijfeld is. Sommigen namen inspoeling aan. Door de waarnemingen van den schrijver kon hier het autochthone karakter vastgesteld worden. Tevoren werd aangenomen, dat Spiroclypeus eerst in ertiair e zou verschijnen. Ook is het geslacht Heterospira in deze agen opgemerkt, dat eerst kort door Umbgrove was beschreven. De aag f met lamellibranchiaten en van foraminiferen soorten van Lepidocychna en Spiroclypeus, wordt tot het Neogeen gerekend.

Het Kwartair bestaat uit oude rivierterrassen en jongere alluviale afzettingen. In het gebied werden basaltgangen aangetroffen. De strekkmgsrichtmg van het geplooide Tertiair is hoofdzakelijk WZW.OhO. tot ZW.-NO., in het NW. ombuigend tot O.-W. en verder. Het Neogeen is intensiever geplooid dan de oudere afdeeling. Kr.