maat van de Boven- en Benedenwindsche eilanden, van de samenstelling, godsdienst, karaktertrekken en bestaansmiddelen der'zeer heterogene bevolking, om ten slotte vooral stil te staan bij de olieindustrie op Curaqao en Aruba, welke ten zeerste heeft bijgedragen tot verhooging van de welvaart. Deze welvaart, gevolg van de oliewinning in een ander land, heeft ook haar schaduwzijde, want wat moet er eens gebeuren, als Venezuela zijn havens gaat verbeteren en zelf tot oprichting van een of meer raffinage-bedrijven overgaat; mogelijkheden, waarmede men rekening heeft te houden. Het is in dit verband zaak altijd het oog te houden op pogingen om opnieuw den landbouw en de veeteelt, die van lieverlede verminderde, door de industrialisatie en den trek naar de steden, ter hand te nemen en te stimuleeren.

Spreker wees er tenslotte nog op, dat — ofschoon de bevolking van Curagao uit heterogene bestanddeelen bestaat, zij toch Nederlandsch voelt en met name het één-zijn met het Nederlandsche Rijk op prijs stelt. Maar, Cura^ao vraagt belangstelling van Nederland, en spreker hoopt, dat Nederland en de Nederlanders die belangstelling ook in toenemende mate zullen schenken.

MEDEDEELINGEN

EERSTE NEDERLANDSCHE KUNSTWEEK, GEORGANISEERD DOOR HET MINISTERIE VAN ONDERWIJS, KUNSTEN EN WETENSCHAPPEN 8—16 AUGUSTUS 1939-

De stellige overtuiging, dat de Schatten op cultureel gebied, welke in Nederland aanwezig zijn, door landgenoot en vreemdeling veelal nog niet voldoende gekend worden en daardoor thans voor onze natie niet van zooveel beteekenis zijn als mogelijk en wenschelijk ware, heeft den Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen doen besluiten eenige maatregelen te treffen, ten einde te trachten hierin zoo mogelijk verandering te brengen.

Een eerste daad op dit terrein was de uitgave van het boekje De Nederlandsche Musea" (verkrijgbaar bij de Landsdrukkerij te 's-Gravenhage) dat in het bijzonder op de openbare verzamelingen

de aandacht vestigde.

Verder is de Minister voornemens jaarlijks in Nederland „kunstweken" te doen organiseeren, zooals deze reeds sedert eenige jaren met groot succes in België worden gehouden. De bedoeling daarvan is aan een eenigszins geselecteerd publiek in de eerste plaats wordt gedacht aan deskundigen bij museumwezen en monumentenzorg, architecten, leeraren, leden van oudheidkundige vereenigingen — zoo uit Nederland als van buiten onze grenzen, gelegenheid te bieden om zonder te groote kosten, onder deskundige leiding een aantal van onze belangrijkste musea en gebouwen met monumentale beteekenis te bezoeken. In het program worden eenige korte voordrachten over de ontwikkelingsgeschie-