Vervolgens sprak de heer J. W. van Nouhuys over De b e t r ekking tusschen het anker en het vóór-Christelijk kruis als religieus symbool. Als uitgangspunt nam hij zijn, in het tijdschrift Nederlandsch Indië, Oud en Nieuw (jrg. 1925/'2Ó), gepubliceerde onderzoek over oostersche ankervormen. Daarin heeft hij de stelling verdedigt, dat in tegenstelling tot de meening der archaeologen de zeevaarders der Oudheid ook vóór de zesde eeuw v. Chr. wel degelijk een anker gekend hebben, namelijk een „hakende" ankerdreg, bestaande uit een glijkarmig houten kruis, op het midden bezwaard met een min of meer zuilvormigen steen, dan wel met een min of meer conische steenstapeling. Dit voorwerp behoort wel tot het alleroudste cultuurbezit van het zich te water verplaatsende deel der geheele menschheid, zooals spreker met talrijke fraaie lichtbeelden aantoonde. Bovenstaande opvatting, welke in de kringen van de beoefenaars der maritieme geschiedenis de aandacht trok en ten deele reeds werd aanvaard, zal volgens spreker voor verschillende teksten der oude geschiedschrijvers een betere interpretatie mogelijk maken.

Gaandeweg is bij den heer Van Nouhuys een andere vraag gerezen, en wel deze: Kan in vóór-Christelijken tijd een algemeen bevattelijk symbool hebben bestaan als zinnebeeld van hoop, vertrouwen, redding, en kan daarvoor het begrip verankeren hebben gediend,' gebonden aan een anker-embleem ? Hierbij was in het oog te houden, dat, zooals blijkt uit de afbeeldingen in de katakomben en uit de in het meer van Nemi gevonden ankers, reeds vóór het begin onzer jaartelling de structuurveranderingen in de oudste verankeringstechniek in het gebied van de Middellandsche- en Roode zee, een ontwikkeling hadden gekend van vele eeuwen.

Het zoeken naar een beantwoording van deze vraag, via de figuren op de graven der katakomben, heeft spreker op het spoor gevoerd van de geschriften van den Franschen; katholieken geestelijke Ansault over het bestaan hebben van een vóór-Christelijke vereering van het gelijkarmige kruis als symbool. Volgens deze publicaties zou aan het vóór-Christelijk kruissymbool in verschillende landen het begrip „behoud, redding, heil" verbonden zijn geweest. Spreker wees aan de hand van verschillende lichtbeelden op de waarschijnlijkheid van een oorsprong van dit kruissymbool uit de afbeeldingen van het genoemde oude kruisanker of meer moderne vormen ervan. Over de juistheid van sommige der gegevens kunnen echter alleen de philologen beslissen, wier belangstelling hij dan ook voor deze zaak inroept.

Dr. Feuilletau de Bruyn vestigde er de aandacht op, dat de conische vorm der ankers, die op de foto's voorkomen, welke door den heer Van Nouhuys vertoond zijn, wellicht hun verklaring vinden in het feit, dat zij ook gebruikt werden als drijfankers. Ook de Papoea's maken van hun met steenen verzwaard anker als drijfankei gebruik, door dit bij stormweer in volle zee uit te werpen, teneinde te voorkomen, dat zij te veel door den storm worden weggezet. Een