tot de conclusie te komen, dat ook dat gedeelte minder gunstig is

geworden."

En voorts:

„Voor de zeemotorschepen (kustvaarders) is het nog ongunstiger. Schepen van 200/250 ton hebben meestal een diepgang (geladen) van 2.10 tot 2.50 m. Er behoeft dus niet veel te gebeuren, of zelfs deze schepen kunnen niet afgeladen op den IJsel verkeeren. Zelfs ledig kunnen zij vaak den IJsel niet op. Immers deze schepen liggen nog al met den kop omhoog en hebben dan vaak een diepgang van 1.70 tot 2 m."

De vaardiepte van den IJsel, 1.70 m van den IJselkop naar Doesburg, 2 m van Kampen naar Deventer, is bij de ontwikkeling van het huidige verkeer niet voldoende te achten, zulks ook in verband met de Twente-kanalen, waarop wij zoo dadelijk terugkomen en de krachtige ontwikkeling van het verkeer op den IJsel, waarbij in het bijzonder op het verkeer met kustvaarders dient te worden gewezen.

Hoogstwaarschijnlijk zal in de eerste decennia de beteekenis van de kustvaarders nog toenemen en zal rekening moeten worden gehouden met een grooter wordenden diepgang. Uit officieele gegevens blijkt, dat de inzinking van zeeschepen in beladen toestand van 2 m tat 2.80 m bedraagt, zoodat bij lagen waterstand deze schepen niet passeeren kunnen. Ons werd ook gezegd, dat het zeemotorschip van grooter belang zal worden (te letten valt op de ontwikkeling langs de Ëngelsche kust), vooral ook voor den IJsel. Zal dus de rivier ook in een nabije toekomst een taak kunnen vervullen, die haar redelijkerwijze gesteld mag worden, dan zal zij veel en veel meer vaardiepte moeten bieden.

Kan dat met het oog op onze waterhuishouding, op de waterverdeeling? Er worde op gewezen, dat deze al heel wat moeilijkheden heeft gebaard. Altijd bestaat in ons land strijd om het water, hetgeen met vele voorbeelden te bewijzen valt. Er is aan de eene zijde een streven om het water kwijt te raken; aan de andere zijde een streven, om het water behoorlijk te verdeelen. Vooruitgang is sinds vroegere tijden te zien. Toen was er van geen centrale zorg sprake, nu is dat wel het geval.

In de Middeleeuwen was de IJsel een belangrijke internationale rivier, een gevolg van de verzanding van den Krommen Rijn. Aanvankelijk immers was er een handelsvaarwater door het Vlie, het meer Flevo, de Utrechtsche Vecht en den Krommen Rijn naar Dorestad. De Kromme Rijn verzandde vóór 1150! het meer Flevo werd door oeverafslag steeds grooter en wilder en daardoor verlegde zich de handelsweg met Noord- en Oost-Europa naar den IJsel, hoewel er ook reeds voor de 10de eeuw een aanzienlijk handelsverkeer via den IJsel bestond.

In het midden der 16de eeuw kwam aan de beteekenis van den IJsel als handelsweg een' einde. De hoofdoorzaak? Er zijn gedeeltelijk natuurkundige, gedeeltelijk sociale invloeden. De redenen voor den achteruitgang moeten ten deele worden gezocht in de toepassing van