De kolonisten zullen eerst individueele rechten op den grond kunnen krijgen na tien jaar en dan nog onder de noodige waarborgen, dat de belangen van de kolonie in haar geheel niet geschaad zullen worden.

Hoe met de ontwikkeling der kolonisatie de individueele rechten zullen uitgroeien, hoe langs dezen weg ten slotte zelfstandige landbouwers in coöperatief verband gekweekt zullen worden, moge verder aan de praktijk overgelaten worden, die volgens den Kolonisatie-raad vanzelf den juisten weg zal wijzen, indien de kolonisatie-vereeniging het noodige beleid betoont.

Onderzoek naar geschikte terreinen.

Nu de Raad over de kolonisatiemogelijkheden op Nieuw-Guinea een ongunstig oordeel heeft moeten vellen, is natuurlijk de vraag aan de orde gekomen, waar in Indië dan wèl Europeesche kolonisatie mogelijk is.

Poeloe Laoet komt door zijn grondgesteldheid evenmin in aanmerking.

Daarom hokt momenteel de kolonisatie en wachten vele opgeleiden der werk- en leerkampen op uitzending.

De weinige mogelijkheden — het binnenland van Nieuw-Guinea wordt buiten beschouwing gelaten — liggen volgens den Raad hoofdzakelijk op Sumatra, speciaal de Way Tenongvlakte en de Daïri-landen. Misschien komen enkele van de Kleine Soendaeilanden en een paar terreinen in de Molukken eveneens in aanmerking.

Afgaande op het bodemkundig onderzoek der Way Tenongvlakte in de Lampongsche districten, ligt aldaar niet meer dan 2000 ha, welke voor Europeesche kolonisatie geschikt zouden zijn.

De Daïri-gronden nabij het Toba-meer zijn destijds door de Handelsvereeniging Amsterdam voor groote cultures afgekeurd en de ervaring, welke de Imiw opgedaan heeft, wijst er eveneens op, dat deze terreinen zeker niet alle voor kolonisatie bruikbaar zijn. Een nader bodemkundig onderzoek zal eerst zekerheid kunnen geven.

Waar in het algemeen de bodemgesteldheid van de terreinen in de Buitengewesten — alwaar jong-vulkanische gebieden schaarsch zijn — van minder gehalte is dan die op Java, moet men er rekening mede houden buiten met minder goede gronden dan op dit eiland voorkomen, genoegen te moeten nemen. Hierbij komt nog, dat de moedergesteenten in de Buitengewesten, behalve op Sumatra, in den regel chemisch arm zijn, zoodat de verweeringsproducten eveneens te weinig plantenvoedende stoffen bevatten, dus te weinig fosfaat, kali en kalk. Tenslotte zijn de bevloeiingsmogelijkheden buiten beperkt, zoodat men aangewezen is op droge bouwgronden.

Het bemestingsvraagstuk, ter instandhouding van de kwaliteit der bouwkruin, gaat daardoor een rol van beteekenis spelen en oefent ongunstigen invloed op de kansen van slagen.