gebergte verkregen. Men liep den geheelen dag door de rivier, behalve op enkele plaatsen waar de stroom te sterk was of de oever kloven heeft, welke plaatsen moesten worden omgetrokken De Bia is hier zeer breed, heeft vele doode armen en slingert zich door het breede dal. Aan den rechter oever werden eenige heete zwavelbronnen en sporen van oude, verstopte bronnen opgemerkt. Het water was zeer warm, van Eechoud vermoedt zeker 60 a yo°.

Ook den 22sten ontmoette men aanvankelijk dezelfde toestanden en liep men betrekkelijk gemakkelijk in de rivier, afgewisseld door plaatselijke omtrekkingen door zwaar terrein. Ook dien dag trof men een zwavelbron aan, maar ook een heete mineraalwaterbron zonder sporen van zwavel. Een rotanhangbrug werd gepasseerd en vele sporen van bevolking opgemerkt. Na den middag werd het terrein moeilijker; langs den oever ontmoette men vele steile wanden en aardstortingen. Ook passeerde men een ongeveer 10 m breede rechter zijrivier welke zeer zwart water afvoerde en derhalve door de agenten „Kali Steenkool" werd gedoopt. Eenige honderden meters benedenstrooms — na een omtrekking — werd bivak betrokken.

Den 23sten November gelukte het niet de rivier verder te volgen, zoodat de rechter oever ongeveer 300 m moest worden beklommen, waarna in NW.telijke richting over een uitstekend pad, evenwijdig aan de Bia, werd getrokken. Van boven zag van Eechoud twee dalen in elkander uitkomen en vermoedde dicht bij de samenvloeiing van de Bia met een uit het Zuiden komende linker zijrivier te zijn. loen dan ook den volgenden dag de rivier weder bereikt werd, bleek dit juist te zijn. Na deze samenvloeiing heet de rivier „Sawa . Den vorigen dag waren vele tuinen en andere sporen van bevolking gezien. Den 24sten sprak men nog een Kapaukoe, die bleek reeds bekend te zijn met de kust, maar geen lust gevoelde met de patrouille mee te gaan. Het dien dag doorloopen terrein is overwegend gemakkelijk; er werd dan ook een mooie afstand van ruim 10 km afgelegd. In den namiddag werd op 250 m hoogte bivak betrokken.

Den 25sten werd over, in het algemeen gemakkelijke terrein verder getrokken. Overal werden sporen van bevolking gezien. Aangezien de rivier al enkele kilometers vrij rustig stroomde, overwoog van Eechoud voortzetting van de reis per prauw, waartoe hij met den aanmaak van prauwen begon, echter tevens het verdere verloop liet verkennen. Dit bleek evenwel nog niet gunstig genoeg te zijn, zoodat den 27sten November nog te voet verder werd getrokken. De streek bleek goed bewoond; vele Jabi-Kapaukoe's werden ontmoet. Dien dag werden 15 km afgelegd, waarvan ongeveer een derde in de rivier en het overige over goede Papoea-paden. Van Eechoud vermoedde dat hij verder stroomafwaarts slechts lichte stroomversnellingen zou aantreffen en besloot derhalve prauwen aan te maken en daarmee verder te gaan. Dit nam 28 en 29 November in beslag. Den 30sten November begon de prauwvaart. Dien dag kwam men — na 5 km te hebben afgelegd — voorbij de samenvloeiing van de Sawa met de van het ZW. komende Oetoewa-rivier, reeds bekend uit de Militaire Exploratie.