nomen. Van Jodhpur ging de tocht dwars door Voor-Indië, tot in de omgeving van Darjeeling de voorstudies aan den gebergte-rand begonnen. Te Almora ving de eigenlijke tocht aan met een voor een dergelijke expeditie uiterst kleine en bescheiden karavaan; ja, de laatste twee maanden werden slechts 7 dragers gebruikt en bestond de voeding geheel uit de goedkoope producten van het land. Helaas moest reeds op den tweeden marschdag de alpinist der expeditie W. Weckert wegens een blindedarm-ontsteking naar Ranikhet worden teruggedragen, zoodat Heim alleen met den jongen geoloog, dr. Aug. Gansser, den tocht moest voortzetten. Niettegenstaande het de slechtste zomer sinds menschenheugenis was, gelukte het toch, dank zij de groote energie en het enorme uithoudingsvermogen der beide tochtgenooten, een doorsteek van de Himalaya tot aan de Transhimalaya op te nemen. Na de van een haast ongeloofelijke diepte-erosie getuigende kloof van de Kali in Kumaon, langs de noord-westgrens van Nepal bestudeerd te hebben, werd Garbyang op 3100 m hoogte als eerste hoofdkwartier betrokken. Vandaar uit werden de NW-toppen van Nepal tot aan de Tibetaansche grens onderzocht. Daar werden op 5200 m hoogte prachtige mariene fossielhorizonten gevonden en een nog nauwelijks gekaarteerd gebergte met tallooze toppen van 6000 tot 7000 m en hooger. Daarna werd de Lipu-Eek-pas overgetrokken en werden naar het NW speciaal de Tibetaansche randketens bestudeerd, waar het Carboon schubvonnig van NE naar SW over Trias en Jura heengeschoven is. Aan Gansser gelukte het als Tibetaansch pelgrim vermomd, den heiligsten van alle heilige bergen uit Himalaya en Transhimalaya, waar de goden der bevolking tronen — vandaar de naam van dit boek — den Kailas in Tibet te bezoeken en buitengemeen waardevolle onderzoekingen in geologisch nog geheel onbekende gebieden te doen.

Ondanks het tijdens den moesson dreigende lawinengevaar, werden nog verschillende passen van meer dan 5000 m hoogte overgetrokken. Eind Juli werd Milam bereikt, het hoogste dorp in het Goridal (3400 m). Van hieruit werden de geologische klippen in het Kiogar-gebied onderzocht.

De zuiver geologische resultaten van deze zoo goed geslaagde expeditie worden in een Engelsch werk gepubliceerd. Het hier besproken werk van Heim en Gansser schildert, aan de hand der dagboeken, het verloop en de lotgevallen der expeditie en het leven van menschen, dieren en planten in deze geweldige berg- en gletscherwereld en haar voorland. Evenals de vroegere reisbeschrijvingen van Heim wordt ook deze weer verlucht door een keur van de heerlijkste foto's, die tezamen met de prachtige reliefkaart en de teekeningen, enz. de lezing van dit prachtwerk ten zeerste vergemakkelijken. De groote bekoring, die van dit boeiende boek uitgaat, ligt ons inziens in de meesterlijke, maar uiterst bescheiden weergave van een werkelijk grootsch beleven! J. B." L. Hol.