Voor mij ligt een aantrekkelijk uitziend exemplaar van bovengenoemd boek, dat bij het doorbladeren voorzien blijkt te zijn van een aantal goed geslaagde platen, met reproducties van steenen, groeven, van „Natura Docet", eenige schematische overzichtskaartjes ontleend aan verschillende werken en met een aantal stratigrafische tabellen. Het werk is op kunstdrukpapier gedrukt en de uitgever zal mijns inziens met genoegen naar het resultaat van zijn werk mogen zien. Ik geloof echter niet, dat dit eveneens gezegd mag worden van den schrijver. Men bemerkt uit de vele kleine en grootere onjuistheden, dat hij de stof niet voldoende beheerscht voor het schrijven van een dergelijk boek. Zoo mogelijk hoop ik elders hierop terug te komen.

De schrijver beoogt met zijn pennevrucht de kennis van den. bodem van ons land ook onder leeken te helpen verbreiden. Natuurlijk hebben wij al verschillende werken, die hetzelfde beoogen en ook met meer of minder succes. Referent is echter het niet eens met hen, die zeggen, dat er geen behoefte meer is aan een dergelijk boek. De een wordt bereikt en getroffen door een zeker werk en voor een ander is meer een in geheel anderen trant geschreven werk noodig. Voor een goed boek over het besproken onderwerp is dan ook naar mij voorkomt zeker plaats. Jammer is het daarom, dat het oordeel niet gunstiger kan zijn. De stof is aan de lezers dezer rubriek wel bekend en daarover behoeft niet te worden uitgeweid. Kr.

Neumann van Padang, M., Ueber die vielen tausend Hügel im westlichen Vorlande des Raoeng-Vulkans (Ostjava). De Ingenieur van Ned. Indië IV Mijnbouw en Geologie 6e jaarg. blz. xk—41, met 4 kaartjes 1939.

Bij den Raoeng, in het westelijke voorland, liggen eenige duizenden heuvels, die reeds lang de aandacht hebben getrokken, o.a. van Junghuhn, Verbeek en Kemmerling. De meeningen daarover verschilden. Verbeek beschouwde ze als eruptiekegels op een grooten, door jongere lagen vulkanisch zand overdekte lavastroom. Kemmerling zag er erosie-resten in van een oude vlakte, ouder dan de vulkaanreeks van Java. Een onderzoek van den schrijver deed hem inzien, dat deze heuvels de erosie-resten zijn van een reusachtige, oude bergstorting uit de eerste eeuw van onze jaartelling, die vermoedelijk in verband stond met een sterke uitbarsting. Door erosie werd het landschap later verdeeld in duizenden heuvels en in de dalen deponeerden lahan weer nieuw materiaal. De dateering kon geschieden door megalietische vondsten, welke alle om het betreffende gebied zijn aangetroffen. De bergstorting zou iets jonger zijn dan die cultuur. Een deel van de toenmaals aanwezige bevolking werd daardoor vernietigd. Kr.

Musper, K. A. F. R., Kritische Betrachtungen über Herkunft und genaueres Alter der aus dem Tertiar Niederlandisch Indiens beschriebenen Hölzer. Natuurkundig Tijdschr. v. Ned Ind. deel XCIX, blz. 1—21, 1939.

In deze publicatie worden een dertigtal uit de literatuur bijeenge-