een kleine tocht worden ondernomen naar de Moni-enclave aan het einde van Weandora, de vlakte waardoor de Weaboe stroomt en afwatert op het Paniai-meer. Het lag in de bedoeling om na het onderzoek der Moni's uit de dorpen rondom de kampong Koegapa, langzaam terug te werken en te trachten ook in de Ekari-dorpen tusschen Enarotali en Koegapa metingen te verrichten. Dit zou geheel passen in den opzet van mijn plannen om systematisch alle vlakten rondom de drie meren af te werken. De schuwheid, en de haast, waarmee het grootste deel van hen bij onze nadering wegvluchtte, deed nu juist niet verwachten, dat in dit gebied veel lust zou bestaan zich aan het onderzoek te onderwerpen, doch ik hoopte met de noodige ruilmiddelen toch wel iets te kunnen bereiken. De hartelijke ontvangst in het gebied der Moni's door mannen, vrouwen en kinderen was wel in opvallende tegenstelling met de houding der Ekari's. Monikinderen reikten mij vol vertrouwen de hand, liepen mee tot het eindpunt van de reis was bereikt, vijf of zes hunner hielden mij vast bij jas en handen, iederen keer, dat ik naar hen keek, vroolijk lachend; vrouwen kwamen uit hare huizen, reikten mij gepofte pataten, suikerriet en andere lekkernijen toe; de mannen vormden een geleide en praatten tegen me als tegen een oude vriend, die ze in lang niet gezien hadden en wiens komst hen verheugde.

Blijkbaar werd het bezoek op prijs gesteld en maakte het een goeden indruk, dat ik de moerassen, waardoor men de beide laatste uren van den tocht trekt en waarvan de modder mij bij aankomst tot op de heupen zat, had getrotseerd. "Mijn lengte van 1.90 m en mijn blond uiterlijk waren kennelijk mede het onderwerp van het gesprek. Een vrouw met een jong kind op den arm, wenkte mij naderbij te komen en streek me voor ik ergens op verdacht was, met een paar zwart beroete vingers onder de kin. Blijkbaar is mijn verbazing over haar handeling even groot geweest als haar bewondering voor mij en heeft men dat aan mij gemerkt, want een daverend gejuich steeg op uit de mij omringende menigte!

Te Koegapa heb ik door allerlei omstandigheden buiten mijn wil langer gezeten, dan eerst in de bedoeling lag en pas op den 21 sten Juli kon ik terugkeeren naar Enarotali, doch met opdracht van den expeditieleider om niet onderweg te meten, omdat er een groot plan was opgezet door den leider met de andere leden van den staf. Dit plan hield o.a. in dat ik per vliegtuig gebracht zou worden naar het Tiri-meer *), een kans, die dadelijk in verband met andere omstandigheden benut moest worden. Met een groot geleide van Moni-mannen, vrouwen en zelfs kinderen ben ik te Enarotali teruggekomen. Het resultaat van het onderzoek is geweest: een kleine honderd metingen, precies 100 bloedgroep-

1) Dr. Brouwer schrijft steeds lirineer; blijkbaar een ardere bruikbare tran scriptie. Deze spelling is hier gehandhaafd. — Red.