toen wij aankwamen. Het was te merken dat onze komst reeds gesignaleerd was ,ten minste er was geen spoor van verbazing "of nieuwsgierigheid op de leelijke tronie van den ouden Tipoeloe te bekennen en op de rivier verspreidt een nieuwtje zich met ongelooflijke snelheid. Er waren jammer genoeg, behalve het hoofd slechts drie man in het dorp; al de anderen werkten op hun grondjes. Alles zag er keurig uit. een groot vlak zonnig plein — harde kleibodem — waarop de 10 huizen in een onregelmatigen boog waren gegroepeerd; eenige waren vierkant, andere rond.

Ik vond deze Indianen buitengewoon leelijk; door het uittrekken van wimpers en wenkbrauwen missen de gezichten uitdrukking en ook anatomisch waren het geen schoonheden. Maar wel kleuren de vurig rcode gestalten prachtig op de rivieren en in het groen.

Op den I2den Augustus tegen één uur bereikten wij het Hoofdmagazijn, door Meuldijk gebouwd; de admiraal en Rombouts waren twee dagen voor ons aangekomen. Hoewel niet zoo hoog gelegen als het Sipaliwini-Koetari magazijn, bleek de ligging toch gunstig. Uit hypsometerwaarnemingen werd een hoogte boven zee van i <io meter gevonden. 8

De eemge zieke, die wij vanaf Granbori hadden, de arbeider Barnes, bleek, na onderzoek door den dokter, een flinke longontsteking te hebben. Rombouts zou dus voorloopig bij hem achterblijven en later den admiraal volgen.

13 Augustus. Hoofdmagazijn. Heden vertrok de admiraal met Meuldijk, negen booten en twee Djoeka-booten, om de Tapanahoni verder stroomop te volgen naar de grens. Morgen ga ik zelf met Van Straelen de Paloemeu op, eveneens met negen eigen en twee Djoekabooten ; mijn groep telt behalve onzen marconist twintig arbeiders en vier Djoeka's. Hoe lang onze Paloemeu-reis zal duren, totdat wij de landreis naar de grens kunnen beginnen, is moeilijk te schatten; gemakkelijk schijnt de rivier allerminst te zijn, volgens Mooiman.

Van Straelen is bezig twee Indianen (voor wie dit magazijn een publieke vermakelijkheid is) te „ondervragen" met behulp van een woordenlijst, indertijd door den luitenant ter zee De Goeje samengesteld. De arbeiders zijn aan het laden der booten begonnen, nadat wij vanmorgen berekenden wat wij precies noodig hebben voor 27 man gedurende zes weken; voordat die periode om is, moet het eerste na ons komende transport met nieuwe voorraden bij ons zijn.

Alles is rustig in het kamp dat op een flauwen heuvel boven de nvier ïgt, de Paloemeu en Tapanahoni vloeien achter een paar ■eilandjes samen, de plaats is van hieruit niet te zien.

De eerste „mijlpaal" van deze expeditie is bereikt, de tweede zulen we hebben bereikt als wij de Paloemeu vaarwel zeggen. Over 7 >2 maand moeten we de andere groep hier weer ontmoeten. Wat daartusschen ligt weet God alleen.

Ik zie daarginds een kleine corjaal met de twee Indianen de statig stroomende rivier opparelen; groene wanden van boomen en palmen enkele rotsen, een blauwe hemel, waarin een paar traagdriivende witte K. N.A. G., LVI.

C 1