rantenpapier versierden zij het; en in de takken zijn klompjes boesikandra in papiertjes vastgebonden. Nu worden de boschkaarsjes ontstoken en zingen wij allen samen de oude bekende wijzen.

Al onze metingen, met het meetlint op de grens genomen, en die met een eenvoudig meettouw van 20 meter, om den loop der kreken op te meten, worden altijd dadelijk in kamp geconstrueerd op millimeterpapier; de grootte dezer constructieblaadjes is afhankelijk van de afmetingen van ons teekenplankje. Van fijn werk komt natuurlijk niets in het bosch, dat moet later in Paramaribo volgen; maar om een duidelijk inzicht in den loop van grens en kreken te krijgen en bij te houden, zijn deze kaarten noodig. Ik stelde de schaal op 1 : 10000; 1 mm van het papier stelt dan 10 meter voor. Voor gemakkelijker overzicht worden ook kaarten I : 3°000 geteekend, waarop 1 mm gelijk is aan 30 meter en 30 meter wordt aangenomen één zestigste van de mijl of één boogsecunde te zijn. Hierop kunnen dus ook de astronomische plaatsen gemakkelijk worden afgezet.

Daar de arbeiders veel belangstelling hebben in de vorderingen van het werk, houd ik op Nieuwjaarsdag een kleine tentoonstelling van al de kaarten, die zoo goed en zoo kwaad als het gaat op eenige expeditiekisten aan elkaar worden gepast. Dien avond is er groot concert, waarbij allerlei geïmproviseerde muziekinstrumenten heerlijk lawaai maken: een blikje met rauwe erwten, dat rhythmisch wordt geschud, een houwer waarop met een vijl wordt geslagen; een kistje waarover de huid van een wild varken is gespannen dient als trom, en het bekende (zie blz. 838) cigarettenpapier van Hope speelt een hoofdrol. Augustinus, door iedereen Omoe (Oom) genoemd (zie foto no. 69), heeft de leiding en zet zingend een curieuze wijs in; langzamerhand komen de „instrumenten" de telkens herhaalde strofe begeleiden; het tempo wordt steeds wilder, allen zingen nu mee en in razende vaart stort de muziek plotseling ineen. Den geheelen avond gaat dit fantastische en opwindende muziekspel door.

De> geschiedenis van het grensbepalen wordt een eentonige zaak. Week in week uit gaat het werk voort; met duizend bochten vorderen we toch goed naar het Oosten. Maar in Januari beginnen de regens ons te hinderen en in Februari wordt het leven in die drijfnatte boschkampen hoe langer hoe meer tot een kwelling. Hoe verder oostelijk wij echter ditmaal komen, hoe minder werk er voor de derde expeditie overblijft en wij blijven dus ijverig doorploeteren. Het geluk heeft ons ook nog niet geheel verlaten: als ik bij paal 10, op 10 Februari geplaatst, sterren moet observeeren, wordt plotseling het weer mooi en loopt alles van een leien dakje; den volgenden dag vallen weer slagregens.

Op 24 Februari krijg ik tot mijn vreugde een radio van den admiraal, die van den Braziliaanschen chef bericht ontving, dat de Brazilianen'mijn beginpunt (paal 1) van September hebben bereikt; hun werk sluit nu dus bij het onze aan.

1 Maart. Aan alles komt een einde; zeven maanden en een week