niet nogmaals de aandacht er op wordt gevestigd, hetgeen op het terrein van den bibliograaf ligt. Wij denken bijvoorbeeld aan het schrijven van dr. P. V. van Stein Callenfels, gepubliceerd in dit tijdschrift 1938, blz. 138—142, naar aanleiding van een archseologisch onderzoek in Celebes. Dit voorbeeld is nog met andere aan te vullen, doch wij volstaan hiermede.

Behalve de, in een werk als dit bijna niet te vermijden drukfouten, zijn nog andere kleine tekortkomingen aan te wijzen, doch deze wegen niet op tegen het nuttige van het bestaan van zulk een literatuur-overzicht.

In dit derde deel is het aantal geraadpleegde periodieken weer uitgebreid en het mag ontegenzeggelijk een verbetering genoemd worden, dat de geciteerde titels van een doorloopende nummering (1— 809) zijn voorzien, zoodat in den index niet meer naar bladzijden, doch naar volgnummers verwezen kan worden.

Hozeer het valt toe te juichen, dat het Koninklijk Instituut voor de Taal-, Land- en Volkenkunde van Nederlandsch-Indië blijkbaar besloten heeft in principe ieder jaar deze overzichten het licht te doen zien, toch vragen wij ons af, of op dit terrein thans niet veel overbodig werk wordt verricht. Wij denken hierbij in de eerste plaats aan het feit, dat het Koninklijk Bataviaasch Genootschap van Kunsten en Wetenschappen sedert het vorig jaar de „Bibliografische Notities" waarover ^ij boven ter loops spraken — uitgeeft, die in precies dezelfde rubrieken zijn verdeeld, als dit derde deel van het „Literatuur Overzicht . De bibliografie van het Aardrijkskundig Genootschap bestrijkt weliswaar gedeeltelijk hetzelfde terrein, doch dit periodiek is grootendeels geografisch georiënteerd. Ook de maandelijks verschijnende bibliografiën blijven in een behoefte voorzien, omdat men hierdoor op de hoogte wordt gehouden van recente uitgaven. De tijdschriften „Cultureel Indië" en „De West Indische Gids" geven overzichten uit van deze laatste soort.

Zeer wenschelijk blijkt het, dat de verschillende instanties een oplossing vinden, waardoor deze nuttige arbeid op meer efficiente wijze zou kunnen geschieden. F. H. van Naerssen

Ir. F. J. J. Dootjes, Kroniek 1938. Uitgave van het „Oostkust van Sumatra-Instituut" 239 blz. Amsterdam 1939. Prijs ƒ 1.50.

Deze uitgave, het wel en wee over 1938 bevattende van een onzer belangrijkste ondernemingsgebieden in Nederlandsch-Indië, Sumatra's Oostkust, kortweg en teekenend altijd nog steeds naar het tabaksland „Deli" genoemd, verdient een ruimeren lezerskring dan alleen die der Delianen. Een ieder, die in ons Indië in het algemeen belang stelt, zal hier veel belangwekkends bijeengegaard vinden en op dikwijls geestige wijze zien voorgedragen. Vooral geografen zullen er ook veel van hun gading vinden. Nergens vindt men de vooruitstrevend koloniale maatschappij zoo treffend weergegeven in al haar uitingen, zoowel op het gebied van het economische als maatschappelijke politieke leven, als juist in deze kroniek.