vangen, ware meer blijvend geweest. Ik laat dit voorafgaan tot rechtvaardiging mijner schets. Wat de bronnen betreft, door den schrijver gebruikt: het reeds meer genoemde Notulen- of Resolutieboek der Harlinger gemeente komt hier vooral in aanmerking, daar dit nog nooit te voren tot dit einde onderzocht was. Voorts mededeelingen van Stinstra's familie, en onuitgegevene bescheiden, officieele en niet ofiicieele; in de laatste plaats eindelijk zijne eigene geschriften, die wel geen bijzonderheden uit zijn levensloop bevatten, maar voor de kennis van zijn persoon toch onmisbaar zijn. Wij mogen hier dus veel wetenswaardigs verwachten, wat te voren nog onbekend was.

Van Stinstka's jeugd en jongelingsjaren is zoo weinig te zeggen, dat wij die gerust met stilzwijgen voorbij kunnen gaan. De mededeeling kan volstaan, dat Joannes — gelijk hij zijn naam altijd schreef — den lOden Augustus 1708 te Harlingen uit bemiddelde ouders werd geboren, wier jongste zoon hij was en die beiden tot geachte Doopsgezinde familien behoorden; dat hij op ISjarigen leeftijd naar de Academie te ïYaneker vertrok, daar vooral door den invloed van Venema's onderwijs tot een vrijzinnig theoloog werd gevormd, en na vermoedelijk nog eenigen tijd te Amsterdam gewoond en aan der Remonstranten Seminarie gestudeerd te hebben, als proponent in de ouderlijke woning terug keerde. Waar hij zich dien titel verworven heeft, is gelijk zoovele andere dingen onbekend. Harlingen is de plaats, waar het drama van Stinstra's leven zich verder ont-