hem zooveel kwelling eu verdriet bezorgen, en zijn leven verontrusten zou, hem tot een voorwerp van haat voor velen , van deelneming voor weinigen maken, en — als eenige belooning— aan zijn naam beroemdheid geven moest.

Met welken krachtigen ijver greep hij al spoedig de zaak aan! De Societeit der Doopsgezinden , in October 1739 te Leeuwarden vergaderd, zag hem optreden met het voorstel om een request bij de Staten in te dienen; daarin moest men verzoeken onze leeraren van alle examens, van elke geloofsbelijdenis of onderteekening van menschelijke artikelen te ontheffen, waartoe zij door de Eesolutie van 1722 verplicht waren. Dit voorstel werd aangenomen en Stinstra zelf in de commissie benoemd om het request en een meer uitvoerige deductie — aan een memorie van toelichting niet ongelijk — te redigeeren. Hij liet het niet bij goede voornemens; reeds in het begin des volgenden jaars werd het ontwerp van beiden door de gecommitteerden goedgekeurd, en , onder protest van slechts vijf gemeenten, aan den landdag gezonden, om weldra door den druk ter kennisse van het publiek gebracht te worden. Goed gesteld is de deductie; bestrijders zelfs konden haar //den lof van schranderheid en groote geoefendheid" niet ontzeggen; op warmen toon wordt het verzoek nader aangedrongen en gerechtvaardigd met gronden aau de natuur, de Schrift en het staatsrecht ontleend; 't is een waarlijk schoone pleitrede voor het recht van de vrijheid van geloof, godsdienst en conscientie, die het hart van eiken Nederlander moest treilen.