zinnelijke, en deze laatste dikwijls met de eerste verward ; wij wisten ook wel, dat menige Joodsch-wettelijke bepaling een veilig toevluchtsoord in de Christelijke kerk heeft gevonden , en deze van den Joodschen zuurdeesem doortrokken geweest is; wij wisten evenzeer, dat dit een noodwendige phase was in de ontwikkeling des Christendoms : maar dat het daardoor eigenlijk een godsdienst is geworden of moest worden, voorwaar die wijsheid bezaten we nog niet. Het Christelijk geloof en de Christelijke zedelijkheid bestonden reeds, voor en aleer die onbewuste diefstal plaats had; beider beginselen waren reeds uitgesproken , voor ze zich aansloten aan de voorstellingen van Joden en Grieken. En wie duidt het ze ten kwade, dat ze daar punten van aansluiting vonden? Wij ontkennen niet, dat vreemde invloeden aan het christendom den vorm gaven, waarin hét gedurende den loop der eeuwen optrad; maar den oorsprong van het Christendom, van den godsdienst van Jezus Ghristus, zoeken we eenig en alleen in de religieuse persoonlijkheid van hem die er de eerste prediker, en tegelijk de eerste vertegenwoordiger en drager van geweest is, en wel zooals die persoonlijkheid in en door Israël gevormd was. Doch wij vermeten ons niet, het ontstaan van onzen godsdienst in alle opzichten te willen verklaren: met het oog op één zijner bronnen , den persoonlijken aanleg van Jezus , belijden we liever onze onmacht, en erkennen dat deze geheel buiten het bereik onzer onderzoekingen valt. Straatman maakt het zich zeker al te gemakkelijk door eenvoudig van een politieke beweging te spreken \ wij weten immers van te voren,