het al of niet mogelijke van wonderen enz. enz., de zaak vau den godsdienst te dienen. Maar Steaatman? Hij was zich van het tegendeel bewust. Genoeg: ik weet niet of hij zich ook humanist noemt. Anders wilde ik zeggen, dat de aanhangers van het humanisme in ons land, in mijn oog, soms al zeer inhumaan zijn.

Zonder mij nog verheven idealen te scheppen, acht ik toch, dat de ware humanist geroepen is, met de menschen mede te leven en geen uiting van het menschelijk gevoel te versmaden; te letten op de roerselen van het menschelijk hart en naar alle stemmen te luisteren, die uit 's menschen boezem op kunnen stijgen; hij plaatst zich niet boven de menschen, en spreekt geen onbillijk oordeel over hunne innerlijke toestanden uit, die hij door wetenschappelijke studiën alleen onmogelijk kan leeren verstaan en waardeeren ; den godsdienst versmaadt hij reeds daarom niet, omdat hij zoo algemeen menschelijk is; dit maakt hem behoedzaam en houdt hem terug, waar hij met de behoeften en noodeu van het menschenhart gaat spotten, die hij misschien zelf niet gevoelt.

Nog zijn de gulden woorden niet verouderd, die Pierson eens schreef 1): wees gewoon mensch met de gewone menschen mede. — Gij hebt met alle menschen zoo onbegrijpelijk veel gemeen, dat, hetgeen u van hen onderscheiden mag, er nagenoeg bij wegvalt... . Wij hebben noodig ons gedurig in de gewaarwordingen van het volk te baden, om menschen te blijven in den waren

1) Kichting en Leven Dl. I bl. 214 vl.