van hunne vereeniging, een plechtigheid invoerden, die in hun oogen beter dan eenige audere, de eischeu en zegeningen van het godsrijk afspiegelde?

Een en ander heeft men onwaarschijnlijk geacht. Zouden de eerste christenen, heeft men gevraagd, een plechtigheid, door Jezus zelf bediend, aanbevolen noch voorgeschreven, hebben overgenomen' van den dooper, dien Jezus zelf zijn mindere had genoemd, wiens jongeren zich voortdurend verwijderd hielden van de christengemeeete? Waarom niet? vraag ik op mijne beurt. Ounoodig acht ik de door niets gerechtvaardigde gissing, dat door den invloed van een menigte Johannes-jongeren , die het evangelie omhelsden, de doop onder de eerste christenen inheemsch is geworden. Maar het stilzwijgen van Jezus zal 'zijn jongeren toch wel niet weerhouden hebben een plechtigheid in te voeren, die zij gepast en nuttig en noodig achtten? Was Jezus in hun oogen ook veel meer dan zijn wegbereider, hij was diens arbeid ingegaan om dien voort te zetten en te voltooien. Tusschen den boetprediker en den zoon des menschen zal er in hun oogen ook nog niet een wezenlijk, een specifiek onderscheid hebben bestaan. Al leefden ze in vijandschap met de leerlingen van Johannes, wat bewijst dat tegen het overnemen van den doop door den meester bediend? Waarschijnlijk hadden velen van Jezus eerste volgelingen weleer ook zelf den doop ontvangen in deJordaan. Buitendien — had ook Jezus zelf hem niet ondergaan?

Ik durf niet te veel van 't geduld des lezers vergen. Mijne taak is ook haast volbracht. Laat mij alleen nog