vooraf met een diep ontzag voor een geleerde van zoo grooten naam vervuld, en nog dieper door het achtbaar voorkomen van den man, in wiens tegenwoordigheid ik mij bevond, was op dat tijdstip verre van mij eene opgeruimde en geruste gemoedsstemming. De stilzwijgendheid der eerste oogenblikken werd slechts nu en dan door eenige vragen en antwoorden over onverschillige dingen afgebroken, tot dat het examen een aanvang nam uit eenige boeken, die op tafel lagen. En bij het einde bleek mij niet onduidelijk, dat mijn examinator over de ontvangene proeven wél voldaan was. Na nog eenige ondervragingen nam ik mijn afscheid. Veel opgeruimder verliet ik het huis, dan ik hetzelve was binnengetreden, weinig denkende, dat ik nog eenmaal hier ter plaatse onder de opvolgers van den bejaarden Leeraar, voor welken ik als jongeling met eene huiverende beschroomdheid mijn examen had afgelegd, geteld zou worden."

Diezelfde losse on onderhoudende verhaaltrant heerscht ook in de volgende mededeeling uit zijn studentenleven.

//Stellig werd dan nu mijn vertrek naar Amsterdam besloten, om mijne studie voort te zetten. Bij mijne komst aldaar bespeurde ik duidelijk, dat de eerwaardige Stinstka van mijn persoon en vorderingen geen ongunstig getuigenis gegeven had, en ik wel reden had, Tan achteren mij te verheugen over het gemelde voorloopig onderzoek, waarvan ik vooraf mij zoo gaarne ontslagen had gezien."

//Uit eene kleine, weinig geachte of wel verachte Yriesche landstad werd ik als overgebragt in de groote wereldstad, daar mij alles nieuw en vreemd was. Onbekend verkeerde ik aldaar in het eerst onder onbekenden, genoegzaam geheel onafhankelijk stond ik daar alleen op mij zei ven, met eenig Latijn en Grieksch in het hoofd en jeugdig vuur in de borst, zonder