menschen- en wereldkennis van eenig aanbelang. Meermalen heb ik naderhand dezen toestand als zeer verleidelijk en gevaarlijk beschouwd. Het studentenleven heeft, in de gewone schatting, tweederlei zeer verschillende beteekenisseu. De eene en eigenlijke beteekenis stelt ons een staat van inspanning en oefening, van goeden smaakten beschaafde zeden voor, ter bekwaammaking in de uitgekozene vakken van fraaije letteren en wetenschappen; de andere dien van losbollen, ijdele vermaken najagende en zelfs baldadigheden plegende, als schijnende onder den naam van studeren niets anders te begrijpen, dan het verrigten van geruchtmakende aardigheden. Veel, zeer veel hangt er voor den nieuwen aankomeling van af, welke van beide soorten de meest heerschende is, of aan welke hij zich het meest bij de eerste ontmoeting aansluit. Gelukkig voor mij, dat ik onder mijne medeleerlingen een goed getal jongelingen aantrof, die tot de eerste soort behoorden en voorbeelden waren van vlijtige. oefeningslust, bekwaamheid en eene geregelde leefwijze. Maar bovenal gelukkig, dat ik in onzen Hoogleeraar Heebe Oosterbaan een vaderlijken vriend vond, wiens huis voor mij open stond, alwaar ik menigvuldige vriendschapsblijken genieten mogt, gelijk die even brave als geleerde man de vriend zoo wel als de leermeester van alle zijne kweekelingen was, zoo als gij hem uit mijne gehouden en gedrukte lijkrede hebt leeren kennen. Eerzucht en naijver spoorden mij aan te zorgen, dat deze gunstige omstandigheden niet vruchteloos voor mij verloren gingen; en inzonderheid strekte mij ten prikkel, dat ik de zorg en kosten, door mijne geliefde en vrome ouders aan mij besteed, niet onbeloond liet, noch in hunne hoop en verwachting hen te leur stelde."

//In de voorbereidende wetenschappen konden onze studenten, door eene gunstige schikking van Curatoren, behalve bij den