ter alleen te laten //voor gezelschap'', 't Is niet te verwonderen , dat de Nieuive Mennisten zich tegen die aartsvaderlijke manier van vrijen verklaard hebben.

Voor eenigen tijd woonde ik bij hen, bij de Nieuwe Mennisten, een huwelijk in hun vermaanhuis bij. Wij traden binnen door een steenen bijgebouw, waar een kamer voor de zusters was ingericht, om haar hoeden en doeken op te hangen. Ik was een beetje laat, want de kerk begon al om negen uur, en 't was bitter koud, in December. De kerk was stampvol: vooraan rechts golfde een zee van mutsen op de hoofden der zusters, links hingen aan kapstokken de hoeden en overjassen van de broeders. Keurig net zag 't gebouw er uit, van buiten gepleisterd, van binnen gewit, zonder smet of vlek, en al het houtwerk ongeverfd maar kraakzindelijk. De preeker stond achter een kleinen, ongeverfden lessenaar, waar een tafeltje voorstond ten gebruike voor de oudste broeders, die er aan zaten en hun bijbels op legden. Verder maakten twee kachels, een half dozijn kerkkronen voor kaarsen, en de banken 't geheele meubilair uit. De preeker sprak voor de vuist in 't engelsch (zoo als hier in afwijking van elders de gewoonte is), vrij goed en vlot. Eindelijk kwam hij op de echtscheiding, die naar zijne overtuiging onder Christenen ongeoorloofd was. Vooral liet hij zich breedvoerig uit over den plicht der vrouw, om bij verschil van meening aan den man gehoorzaam te zijn, en over den plicht der mannen, om hunne vrouwen lief te hebben en hunne liefde te toonen door hulpvaardigheid. Met een woord herinnerde hij de les van Paulus, dat het