des debiteurs in gebreke mocht blijven de verbonden perceelen binnen eene maand nadat de debiteur in gebreke zal zijn gesteld, ten publieken verkoop te annonceeren, de borgen tevens principale mededebiteuren van hunne verplichtingen als borgen ontslagen zullen zijn;

dat de strekking dezer clausule niet anders is dan eene beperking der verbintenis van de solidaire borgen in dien zin, dat deze afhankelijk is gemaakt van een tijdig optreden van den schuldeischer tot verhaal zijner vordering op het voor de schuld verbonden zakelijk onderpand van den hoofddebiteur;

dat blijkbaar de borgen zich alleen aansprakelijk hebben willen stellen onder de mits dat de schuldeischer, zoodra de schuldenaar in verzuim was, dezen in gebreke zoude stellen en vervolgens binnen eene maand daarna met de maatregelen voor den verkoop, krachtens onherroepelijke volmacht, van het zakelijk onderpand, de suikerfabriek de Hoop, een aanvang zoude maken;

dat deze beperking volkomen verklaarbaar is in verband met den korten duur der hoofdverbintenis zelve, die slechts voor vier maanden werd aangegaan en tot den aard van het onderpand, eene suikerfabriek, wier waarde in handen van eenen onvermogenden debiteur noodwendig achteruit gaat;

dat ook blijkt dat de borgen hunne belangen juist ingezien hebben, daar, nu de schuldeischer langer dan een jaar na het vervallen der schuld met den verkoop der fabriek gewacht heeft en die in s'tede van in November 1883, op het ongunstigst denkbaar tijdstip, op 27 December 1884, op het einde van het crisisjaar, heeft verkocht, die fabriek, die in den aanvang van 1883 nog dfc f 150.000 had opgebracht, slechts ruim 30 mille kon gelden;

dat de borgen dus deugdelijke redenen hadden om zich slechts te verbinden onder de mits dat de schuldeischer diligent zoude zijn in zijn verhaal op het zakelijk onderpand en hij daartoe den debiteur, bij wanbetaling, zonder toeven in gebreke zoude stellen ui vervolgens tot den verkoop der fabriek zoude overgaan;

dat de geintimeerde, nu de bevrijdende clausule niet uitdrukkelijk eenen termijn bepaalt voor de in gebreke stelling van den schuldenaar na den vervaldag der schuld, die clausule zoo wil