competenten rechter, terwijl de geschillen over de heffing "der belasting zelve steeds voor de Raden van Justitie komen; vooral hier komt de noodzakelijkheid uit om de in de 1ste alinea van Staatsblad 1863 no. 130 bedoelde verhooging niet te verwarren met de in de 2de alinea genoemde boete.

De schrijver eindigt met de opmerking dat in onze wetgeving nog steeds de in het moederland bestaande humane bepaling gemist wordt, waarbij, in afwijking van het in art. 392 onzer Strafvordering aangenomen beginsel, is voorgeschreven dat de boeten niet verhaald kunnen worden op de erfgenamen van hem die ze verbeurd heeft, ten ware deze reeds tot betaling veroordeeld of een dwangschrift tegen hem uitgevaardigd mocht zijn.

De lezing van het werk, dat door duidelijkheid, helderheid van betoog en logische indeeling van de te bewerken stof uitmunt, heeft op ons den indruk gemaakt, dat de Heer van der Kemp het onderwerp volkomen meester is en dat de moeite die hij zich genomen heeft, vooral door de raadpleging van zoovele bronnen, rijkelijk beloond is door de degelijkheid en bruikbaarheid van het boek, dat bovendien getuigt van groote nauwkeurigheid. De vraag of alles geheel volledig behandeld is zal op den duur door de praktijk moeten beantwoord worden; wij erkennen gaarne dat het ons voorshands voorkomt dat die beantwoording in bevestigenden zin zal moeten uitvallen.

Ofschoon wij geen critiek geleverd hebben, maar meenden ons slechts te moeten bepalen tot eeue aankondiging, zoo schromen wij niet, met referte aan de slotwoorden der voorrede, als onze bevinding te verklaren, dat het werk waardiglijk een toewijdend leeraarsbestaan heeft besloten.

Batavia, 19 October 1887. A. S.