ketting zal kunnen ondergaan gedurende den tijd van één dag voor elke boete en in de kosten;

Gezien de schriftelijke conclusie namens den Procureur-Generaal, door den Advocaat-Generaal Jhr. Mr. J. W. A . von Schmidt auf Altenstadt genomen, en gedagteekend den 19den Augustus 1887, daartoe strekkende, dat het Hoog-Gerechtshof, met verbetering van het vonnis, den duur van den lijfsdwang bij nonbetaling der boeten zal bepalen op twee dagen dwangarbeid buiten den ketting en overigens het vonnis moge bekrachtigen;

Gehoord het rapport van den Vice-President Mr. W. de Gelder;

O. dat de beklaagde tempore utili revisie heeft verlangd;

O. dat het vonnis wel en terecht is gewezen, met uitzondering van wat betreft den duur van den opgelegden lijfsdwang in geval van nonbetaling der boeten;

O. toch dat ingevolge art. 329 van het Inlandsch-Reglement de duur van den lijfsdwang ten langste kan gesteld worden op ééne maand gevangenis of dwangarbeid buiten den ketting voor elke verschuldigde ƒ 200, zonder dat daarbij bepaald is dat voor verschillende boeten telkens de lijfsdwang afzonderlijk moet worden berekend;

O. nu dat de opgelegde boeten gesamenlijk bedragen f 18.26 en ingevolge boven aangehaalden maatstaf daarvoor alzoo slechts twee dagen lijfsdwang kan worden opgelegd;

O. dat het vonnis te dien aanzien behoort te worden verbeterd, doch overigens kan worden bekrachtigd;

Gelet enz.;

Rechtdoende,

Verbetert het vonnis, waarvan revisie;

Bepaalt den tijd gedurende welken de beklaagde wegens het niet voldoen der hem opgelegde geldboeten bij wijze van lijfsdwang, dwangarbeid buiten den ketting zal kunnen ondergaan, op twee dagen;

Bekrachtigt overigens het vonnis voormeld;

Veroordeelt den beklaagde in de kosten in revisie gevallen.