O. alsnu ten principale, dat terwijl de eisclier en geintimeerde bij dagvaarding stelt een zuiveren koop en verkoop, de gedaagde en appellant beweert dat tusschen partijen is aangegaan eene overeenkomst van aanneming van werk en geene betaling is verschuldigd, omdat het werk door hem is opgenomen, doch afgekeurd;

O. dat beide partijen zich tot staving harer sustenuen beroepen op de ten processe overgelegde brieven;

dat echter de zinsneden waarop de eischer, thans geintimeerde, zich beroept en welke tot bewijs eener gesloten overeenkomst van koop en verkoop door den eersten rechter in het vonnis zijn aangehaald, met het oog op de verwering van den gedaagde en appellant, waarmede die zinsneden zich eveneens verdragen, niet boven allen twijfel stellen dat in der daad eene overeenkomst als zoo even bedoe 11 is aangegaan ;

O. dat de gestelde koopovereenkomst, waarop de eisch is gebaseerd, alzoo als niet bewezen behoort te worden aangemerkt en de eisch op dien grond behoort te worden ontzegd, terwijl de gedane incidenteele eisch subsidiair als slechts strekkende tot bewijs van ter zake niet dienende feiten, behoort te worden gepasseerd;

Gelet enz.;

Rechtdoende in hooger beroep,

Verwerpt het in appel voorgestelde middel van niet ontvankelijkheid van het hooger beroep;

Ontvangt het appel;

Vernietigt de vonnissen waarvan appel;

Passeert de incidenteele conclusie van eisch subsidiair in appel;

Ontzegt den eischer en geintimeerde zijn eisch;

Veroordeelt hem in al de kosten des gedings, de gereserveerde daaronder begrepen.

Zitting van 22 September 1887.

Voorzitter: als voren.

Termijn voor gerechtelijke acte. — Zondag. — Sommatie. — Praemature instelling eener actie.