niet ontvankelijk met zijn verzoek, wanneer liet door dien ander ingezonden merk intusschen is doorgehaald in het register be doeld in art. 2 van Staatsblad 1885 no 109 387

CASSATIE.

HOOG-GERECHTSHOF TAN NEDERLANDSCH-INDIE, (Eebste Kameb).

Bij dagvaarding gesteld zijnde dat de overeenkomst te A. gesloten is, doch dit later verworpen en gesteld zijnde dat deze door gedaagde betwiste overeenkomst te B, gesloten is, dan heeft de rechter art. 1865 B. W. niet geschonden of verkeerd toegepast, door de beslissing afhankelijk te stellen van de vraag of het bij dagvaarding gestelde feit bewezen is 34

De vraag of de vertegenwoordiger van den eischer in eersten aanleg daartoe behoorlijk gemachtigd was, kan niet voor het eerst in cassatie onderzocht worden.

Een stuk moet, om als onderhandsch geschrift beschouwd te kunnen worden, de onderteekening dragen van dengene van wien het volgens den inhoud afkomstig is 37

Het voorschrift in art, 188 al. 1 Jnl. Regl. en art. 61 sub 4o. Rv, dat in vonnissen, die op stellige wettelijke bepalingen gegrond zijn, dezen daarin moeten vermeld worden, is, voor zooveel burgerlijke zaken betreft, vervallen door art 91 al. 1 R. R.

Het is voor den succumbant van geen belang of hij in appel van een landraadvonnis krachtens art. 58 Rv. dan wel krachtens art. 185 Inl. Regl. in de kosten veroordeeld is.

Het tegenwoordig zijn bij de aflegging door de tegenpartij van eenen eed haar bij vonnis van den landraad opgelegd, stelt geene berusting daar in dat vonnis.

Bij de beoordeeling in appel van een vonnis, waarbij een eed is opgedragen, kan van toepassing van art. 181 Inl. Regl. geen sprake zijn, omdat daarop niet van invloed kan zijn wat het gevolg is van de eedsaflegging na het vonnis 100

Door den gereqnireerde gediend zijnde van antwoord in cassatie, waarbij geconcludeerd wordt tot bekrachtiging van het vonnis a quo, dan kan worden aangenomen dat hem de aanteekening van cassatie is medegedeeld en hij van de memorie van eisch in cassatie kennis genomen heeft.

Een inlander kan geen vonnis bestrijden door zijne rechten op een aan de tegenpartij toegewezen stuk grond te baseeren op art. 548 B. "W 105