van f 50, den 2en beklaagde tot vijf jaren dwangarbeid in den ketting en 88 boeten ieder van f 50 en den 3en beklaagde tot vijf jaren dwangarbeid in den ketting en 56 boeten elk van f 50, met bepaling dat le beklaagde bij niet betaling der boeten in gijzeling zal kunnen worden gehouden naar den maatstaf van een maand voor elke verschuldigde f 200, doch den tijd van drie jaren niet te bovengaande, en overigens het vonnis moge bekrachtigen;

Gehoord het rapport van den Raadsheer Mr. J. Th. M. Godefroij;

O. dat de beklaagden revisie hebben verlangd;

O. dat het vonnis voorzooveel het eene vrijspraak van den lsten beklaagde inhoudt niet aan revisie is onderworpen;

Gelet op de ingediende memorie van revisie;

ü. dat de eerste rechter, op de in zijn vonnis ontwikkelde gronden, terecht als bewezen heeft aangenomen, dat de beklaagden (2e en 3e) ten gevolge van de door den medebeklaagde J. G. W. gepleegde valschheden in de daarbij bedoelde uitbetalingstaten, de hoogere hun niet toekomende bedragen, n.1. Pa Peek van 14, 17, 12, 75, 13, 75, 58, 37, 54, 53, 57, 71, 44, 70, 51, 23, 42, 63, 55, 17, 61, 65, 60, 51, 11, 58, 60, 44, 74, 48, 78, 52, 85, 29, 42, 18, 55, 90,51,31, 55, 50, 50, 31, 25, 85, 27, 14, 10, 29, 66, 32, 61, 69,18, 41, 97, 21, 53, 72, 57, 47, 15, 55, 14, 55, 37, 37, 55, 23, 57, 12,04, 27, 29, 05 en 28,14 gulden en Wongso van 20, 22, 90, 105, 100, 100, 160, 1C0, 40, 75, 110, 65,60, 110, 55. 1 10, 20, 60, 120, 140, 90, 65, 20, 50, 125, 90, 50, 100 en 52,79 gulden hebben ontvangen, doch ten onrechte het boos opzet der beklaagden daarbij als bewezen heeft aangenomen, op grond alleen daarvan dat zij die gelden in ontvangst moeten hebben genomen na bespreking met den genoemden medebeklaagde, in elk geval desbewust van diens handelingen en zonder dat door het gehouden onderzoek eenig feit of eenige omstandigheid aan het licht is gekomen, waaruit van eenige conniventie van de beklaagden ten opzichte van de gepleegde vervalschingen is gebleken, terwijl zoodanige conniventie niet