het noodzakelijk gevolg behoeft te zijn van het eenvoudige feit dat de beklaagden hoogere sommen in ontvangst hebben genomen, dan die hun ter zake van de door hen bij het marine etablissement te Soerabaja geleverde werken rechtmatig toekwamen ;

O. dat alzoo het den beklaagden ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen en zij daarvan derhalve behooren te worden vrijgesproken;

O. verder wat den eersten beklaagde betreft, dat de eerste rechter, op grond der wettige bewijsmiddelen in het vonnis vermeld, terecht eene schuldigverklaring en veroordeeling tegen den beklaagde heeft uitgesproken, maar de gepleegde feiten niet naar behooren heeft omschreven;

O. dat ook de opgelegde straf niet in juiste verhouding staat tot de graviteit van het gepleegde misdrijf;

O. dat mitsdien het onderwerpelijk vonnis gedeeltelijk vernietigd en overigens zoowel ten aanzien der qualificatie als der straf behoort te worden verbeterd;

Gelet enz.;

Rechtdoende,

Doet te niet het vonnis van den raad van justitie te Soerabaja ddo. 21 Januari 1890, voor zoover de beklaagden Pa 1'eek en Wongso daarbij zijn schuldig verklaard, de lo aan het desbewust helen van gelden verkregen door de misdrijven van valschheid in een authentiek geschrift 44 malen gepleegd; en de 2o aan het desbewust helen van gelden verkregen door de misdrijven vrpi valschheid in een authentiek geschrift 28 malen gepleegd en terzake veroordeeld tot vijf jaren dwangarbeid in den ketting en de eerste tot 44 en de tweede tot 28 geldboeten elk van ƒ 50, met bepaling van den duur van den lijfsdwang bij niet voldoening' op zeven dagen dwangarbeid buiten den ketting voor elke boete;

Spreekt hen vrij van de hun bij de acte van beschuldiging ten laste ge'egde feiten;

Verstaat dat de kosten, voor zoover zij den 2den en Sden beklaagde betreffen, zoo in eersten aanleg als in revisie zullen worden gedragen door den Staat; •