Organisatie, 303, 314 en volgenden, 323, 326 en 411 van het Reglement op de Strafvordering en 352 en volgenden van het Inlandsch Reglement;

Rechtdoende,

Ontzegt den eisch in cassatie;

Vernietigt ambtshalve het vonnis van den raad van justitie te Semarang dd. 17 April 1890, voorzoover dit in hooger beroep is gewezen van het tegen den thans requirant door den landraad aldaar gewezen vonnis dd. 1 December 1889 en daarbij is gelast de teruggave der als stukken van overtuiging gediend hebbende voorwerpen, na verloop van eene maand, nadat het vonnis van den raad van justitie in kracht van gewijsde zal zijn gegaan ; En te dien aanzien ten principale rechtdoende,

Beveelt de teruggave dier overtuigingsstukken aan de bij het in appel gewezen vonnis genoemde personen, na verloop van acht dagen na de dagteekening van dit arrest.

Veroordeelt den requirant in de kusten in cassatie gevallen.

VERZE T-

(Tweede Kamer).

Raadkamer van 25 Juni 1890.

Voorzitter: Mr. P. C. E. Specht Grijp.

Art. 10 Sv. — Art. 287 Str. — Lasterlijke

aanklacht een klachtdelict.

Onder laster in art. 10 Sv. moet ook verstaan worden lasterlijke aanklacht, zoodat het O. M. ook ter zake van dit laatste ge ene nasporing of vervolging mag doen, zoo niet door den lasterlijk aangeklaagde eene klacht is ingediend. (1)

(1) Eene beslissing in tegenovergestelden zin, op nagenoeg dezelfde gronden als thans door het O. M. aangevoerd, is opgenomen in Deel XXI pag, 220 sqq. van dit Tijdschrift.