in 1867 gedrukt, en algemeen hier te plaatse verspreid en onlangs met eenige wijzigingen en aanvullingen op nieuw gedrukt en verspreid reglement en zij, volgens art. 21 van dat reglement, alleen verantwoordelijk is voor de schade, die door de schuld der opvarenden in de uitvoering hunner bepaalde werkzaamheden wordt veroorzaakt;

O. dat, zoo genoemd art. 21 eene beperking bevat van de bij de wet gestelde aansprakelijkheid van den schipper, deze, om voor eischer verbindend te zijn, als bevattende zij gedeeltelijken afstand van een bij de wet toegekend recht, zoude moeten vaststaan dat die beperking uitdrukkelijk of stilzwijgend tusschen partijen overeengekomen is; dat nu eene dergelijke uitdrukkelijke overeenkomst niet gesteld is en voor eene stilzwijgende zoude moeten vaststaan, dat eischer met die bepalingen bekend was of geacht moet worden bekend te zijn; dat het eerste door eischer ontkend en het tegendeel niet bewezen is en het bloote feit dat de gedaagde maatschappij reeds lang bestaat en zij haar reglement heeft doen drukken en verspreiden, niet per se medebrengt dat eischer geacht moest worden met den inhoud daarvan bekend geweest te zijn;

O. dat uit het voorafgaande volgt, dat de actie, zooals zij is ingesteld, in haar geheel ontvankelijk is;

O. alsnu ten aanzien der hoofdzaak, dat de gedaagde hare aansprakelijkheid vojr de aan de lading der prauw overkomen schade ontkent, op grond dat die schade door overmacht veroorzaakt werd;

dat deze overmacht zoude blijken uit de verklaring der opvarenden van de prauw, op 8 December 1889 sub no. 9 afgelegd voor den Onderhavenmeester te Batavia J. H. Blekkingh Jr., biedende gedaagde ten allen overvloede, voor het geval de raad zulks nog noodig mocht achten, aan een vijftal door haar gestelde feiten, waaruit die overmacht zoude blijken, door getuigen te bewijzen;

O. dat de eischer hiertegen heeft aangevoerd, wat de verklaring betreft, dat deze in casu geen bewijs kan opleveren: lo omdat de artt. 879 en 383 Kh, slechts gelden voor zee-