dat het feit, dat noch oin elf uur noch om twaalf uur van dien nacht, doch eerst vier uur nadat de prauw gestooten heeft, bespeurd werd dat de prauw lek was, niet bewijst dat men dat lek niet eerder heeft kunnen ontdekken of daarnaar onderzoek gedaan heeft, doch veeleer dat men niet de noodige waakzaamheid betracht heeft;

O. dat de gedaagde dus ook niet tot dit door haar aangeboden getuigenbewijs kan toegelaten worden, weshalve, nu zij dus de door haar beweerde overmacht niet bewezen heeft, de vordering des eischers behoort te worden toegewezen;

Gelet, behalve op de aangehaalde wetsbepalingen, op artt. 58, 311 en 607 sqq. Rv.;

Rechtdoende,

Verklaart de vordering des eischers in haar geheel ontvankelijk ;

Passeert den incidenteel subsidiairen eisch dd. 14 Maart 1890 der gedaagde, zoomede, bet door haar bij conclusie van 10 Januari 1890 gedaan aanbod tot getuigenbewijs;

Wijst den eischer zijne vordering toe;

Veroordeelt de gedaagde om aan eischer te vergoeden de schade op de reis van Batavia naar Tandjong Priok overkomen aan de 100 zakken meel op 6 December 1889 ten vervoer van Batavia naar Tandjong Priok geladen in gedaagdes prauw Tjunia nummer 5, groot 6 kojang, benevens de kosten, schaden en interessen door eischer ten gevolge van de niet bezorging van die zakken meel aan liet .schip Giang An geleden en nog te lijden, alles- nader op te maken bij staat en te vereffenen ingevolge de wet;

Verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad, niettegenstaande hooger beroep of verzet en onder borgtocht;

Veroordeelt de gedaagde in de kosten van het geding.